Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie Gouda), 22 maart 2024
ECLI:NL:RBDHA:2024:5371
Feiten
Werknemer is op 21 maart 2022 in dienst getreden bij AVW Installatie B.V. (hierna: AVW). De laatste functie die werknemer vervulde, is die van leerling-loodgieter/cv-monteur. Bij beschikking van 3 oktober 2023 is de arbeidsovereenkomst tussen partijen beëindigd per 1 september 2023. In de onderhavige zaak gaat het om de vraag of AVW moet worden veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding. AVW heeft geen verweerschrift ingediend en is niet ter zitting verschenen.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het verzoek tot veroordeling van AVW tot het betalen van een transitievergoeding komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt dan ook toegewezen. Nu werknemer niet zelf de hoogte van de transitievergoeding heeft berekend, heeft de kantonrechter deze berekend op een bedrag van € 1557. De transitievergoeding is geen in geld vastgesteld loon in de zin van artikel 7:625 BW. De transitievergoeding is bedoeld als compensatie voor het ontslag van een werknemer en om de overgang naar ander werk te vergemakkelijken. De gevorderde wettelijke verhoging over de transitievergoeding wordt daarom niet toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding wordt toegekend vanaf één maand na het eindigen van de arbeidsovereenkomst. AVW wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.