Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Limburg koelindustrie Liko B.V.
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 1 mei 2024
ECLI:NL:RBLIM:2024:2280
Xella-norm. Werkgever was op grond van goed werkgeverschap en in lijn met de Xella-uitspraak in beginsel gehouden om in te stemmen met het voorstel van werknemer tot beƫindiging van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van een vergoeding.

Feiten 

Werknemer is op 1 juni 2002 in dienst getreden bij Liko. Laatstelijk was werknemer werkzaam in de functie van hoofd service en nieuwbouwzaken. Op 24 september 2020 is werknemer langdurig arbeidsongeschikt geraakt. Bij beslissing van 3 augustus 2023 heeft het UWV aan werknemer met ingang van 14 juni 2023 een WGA-uitkering op basis van 80 tot 100% arbeidsongeschikt toegekend. Op 11 augustus 2023 heeft werknemer Liko verzocht om mee te werken aan een vaststellingsovereenkomst onder betaling van een transitievergoeding, waarop Liko niet reageert. Op 25 augustus 2023 heeft werknemer een uitgewerkte conceptvaststellingsovereenkomst gestuurd met het verzoek binnen vijf dagen mee te werken aan een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Opnieuw heeft Liko niet gereageerd. Werknemer vordert onder meer een schadevergoeding.

Oordeel

De vraag is of Liko mee had moeten werken aan beëindiging van het slapend dienstverband van werknemer onder toekenning van een vergoeding gelijk aan de transitievergoeding. Werknemer heeft een voorstel gedaan tot beëindiging van zijn slapende dienstverband onder toekenning van een vergoeding ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Uit de Xella-uitspraak volgt dat de vraag of voldaan is aan de vereisten van artikel 7:669 lid 1 en lid 3 aanhef en onder b BW beantwoord dient te worden aan de hand van de feiten en omstandigheden op het moment dat de werknemer aan de werkgever het voorstel doet tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden; in dit geval 11 augustus 2023. Vaststaat dat werknemer op dat moment al langer dan 104 weken arbeidsongeschikt was, er in de periode van 26 weken nadat de periode van twee jaar arbeidsongeschiktheid was verstreken geen herstel is opgetreden en binnen die periode de bedongen arbeid niet in aangepaste vorm kon worden verricht en zulks ook niet aannemelijk was. Vaststaat dat werknemer een WGA-uitkering ontvangt op basis van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Dat brengt met zich dat op het moment dat werknemer het beëindigingsvoorstel deed aan de vereisten van artikel 7:669 lid 1 en lid 3 aanhef en onder b BW voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid was voldaan. Liko was, op grond van goed werkgeverschap in de zin van artikel 7:611 BW en in lijn met de Xella-uitspraak in beginsel gehouden om in te stemmen met het voorstel van werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van een vergoeding. Liko heeft bij antwoord gesteld belang te hebben om gebruik te blijven maken van de wettelijke mogelijkheid van een slapend dienstverband teneinde werknemer terug te laten keren in een voor hem alsdan aan te bieden en in gezamenlijk overleg vast te stellen passende functie bij Liko. Nu Liko dit niet heeft onderbouwd met stukken van een arbodienst of het UWV kan de kantonrechter niet inschatten hoe reëel de re-integratiekansen van werknemer zijn. Deze blote stelling wordt dan ook verworpen. Dit betekent dat de vordering van werknemer ten aanzien van de vergoeding van € 53.765,39 bruto wordt toegewezen. Verder wordt een bedrag van € 27.650,80 bruto aan opgebouwde, maar niet genoten verlofuren en een bedrag van € 13.825,47 bruto aan opgebouwde, maar niet genoten ADV-uren toegewezen.