Rechtspraak
Feiten
AV, BT, CV en DW zijn Italiaanse honoraire magistraten. Deze categorie magistraten bestaat uit juristen die naast hun voornaamste beroepsactiviteit voor een in theorie beperkte periode gerechtelijke taken uitoefenen en die geen lid zijn van de rechterlijke macht. In het bijzonder verschilt de situatie van honoraire magistraten op een aantal wezenlijke punten van die van gewone magistraten, te weten hun wijze van aanwerving, het niet-exclusieve en niet-continue karakter van hun gerechtelijke activiteit, de regeling inzake onverenigbare activiteiten, de duur van de arbeidsverhouding, de grenzen van hun gerechtelijke activiteit, hun bezoldigings- en socialezekerheidsstelsel en de aard van hun betrekkingen met de overheid. De verwijzende rechter twijfelt of de regeling die van toepassing is op de in het hoofdgeding aan de orde zijnde honoraire magistraten verenigbaar is met het Unierecht, aangezien, ten eerste, deze regeling die magistraten het genot van het recht op betaald verlof en iedere vorm van sociale zekerheid ontneemt. Hij vraagt zich ook af of de redenen die de Italiaanse wetgever heeft aangevoerd ter rechtvaardiging van de opeenvolgende vernieuwingen van de arbeidsverhoudingen van deze magistraten, te weten met name de noodzaak om de structurele hervorming van de honoraire magistratuur af te wachten en in de tussentijd de continuïteit van de rechtsbedeling te waarborgen, kunnen worden aangemerkt als objectieve redenen in de zin van clausule 5, punt 1, onder a van de raamovereenkomst.
Oordeel
Het Hof van Justitie EU oordeelt als volgt.
Gelijke behandeling arbeidsvoorwaarden
Artikel 7 Richtlijn 2003/88/EG en clausule 4 van de raamovereenkomst moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling op grond waarvan, in tegenstelling tot gewone magistraten, honoraire magistraten die zich in een vergelijkbare situatie bevinden geen recht hebben op een vergoeding tijdens gerechtelijke vakanties noch op een stelsel van sociale zekerheid en verplichte verzekering tegen arbeidsongevallen en beroepsziekten.
Automatische verlenging in strijd met Unierecht
Inachtneming van clausule 5, punt 1, onder a van de raamovereenkomst vergt dat concreet wordt nagegaan of de vernieuwing van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd in tijdelijke behoeften beoogt te voorzien en of een nationale bepaling niet in werkelijkheid wordt gebruikt om te voorzien in permanente en blijvende personeelsbehoeften van de werkgever (HvJ EU 26 november 2014, gevoegde zaken C-22/13, C-61/13-C-63/13 en C-418/13, ECLI:EU:C:2014:2401 (Mascolo e.a.), punt 101 en aldaar aangehaalde rechtspraak). Dienaangaande moet worden vastgesteld dat het waarborgen van de continuïteit van de rechtsbedeling zeker een door de Italiaanse Republiek nagestreefde legitieme doelstelling kan vormen die rechtvaardigt dat bepaalde arbeidsverhoudingen van honoraire magistraten worden vernieuwd. Er moet echter aan worden herinnerd dat de arbeidsverhouding van verzoekers in het hoofdgeding, die vanaf 1995 in dienst zijn getreden, vele malen is vernieuwd en dat de Italiaanse wetgever pas in 2021, na de herziening van wetsbesluit nr. 116, een mechanisme heeft ingevoerd op grond waarvan de arbeidsverhouding van honoraire magistraten kan worden bestendigd. In deze omstandigheden blijkt, onder voorbehoud van verificatie door de verwijzende rechter, dat gelet op het aantal vernieuwingen van de arbeidsverhouding van verzoekers in het hoofdgeding, deze vernieuwingen niet lijken te zijn gebruikt om te voorzien in tijdelijke behoeften, zoals bijvoorbeeld een plotselinge en onvoorzienbare toename van het aantal geschillen, maar om te beantwoorden aan permanente behoeften van het Italiaanse gerechtelijk apparaat.