Naar boven ↑

Rechtspraak

Vereniging Alternatief voor Vakbond/Transavia Airlines C.V./Vereniging voor Verkeersvliegers
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 29 juli 2024
ECLI:NL:RBNHO:2024:7704
Kort geding. De vordering van een vakbond om te worden toegelaten tot lopende cao-onderhandelingen wordt afgewezen omdat er al een principeakkoord is bereikt. Representativiteit vakbond.

Feiten

Transavia Airlines C.V. (hierna: Transavia) exploiteert een luchtvaartmaatschappij die passagiersvluchten uitvoert. Een deel van haar werknemers bestaat uit vliegers. De Vereniging Alternatief voor Vakbond (hierna: AVV) en de Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers (hierna: VNV) zijn werknemersverenigingen. Zij hebben vliegers van (onder meer) Transavia onder hun leden. VNV sluit al decennia lang met Transavia de Collectieve arbeidsovereenkomst Transavia Vliegers (hierna: de cao) af. Volgens de laatst bekende gegevens zijn er op dit moment 716 vliegers bij Transavia in dienst. Hiervan zijn er 603 lid van VNV (84,22%). In een door AVV overgelegde accountantsverklaring van 15 juli 2024 staat dat AVV 135 leden bij Transavia heeft. De laatste cao had een looptijd van 1 april 2020 tot 1 maart 2022. In januari 2023 zijn Transavia en VNV gesprekken gestart over een nieuwe versie van de cao. In oktober 2023 zijn de gesprekken stilgelegd, omdat VNV intern geen meerderheid kon vinden voor een grote aanpassing van de binnen Transavia geldende pensioenregeling. Op 15 juli 2024 heeft Transavia aan haar medewerkers en VNV aan haar leden gecommuniceerd dat een akkoord op hoofdlijnen is bereikt over een nieuwe cao met afspraken op het gebied van loon, pensioenpremie, werk- en rusttijden en maatregelen betreffende instroom van nieuwe vliegers en opleidingen. Dit akkoord moet nog aan de ledenraad van VNV worden voorgelegd. Eerst in juni 2024 heeft AVV aan Transavia meegedeeld dat een grote groep vliegers van Transavia, op dat moment 134, zich als lid bij haar heeft aangesloten en wenst dat AVV zich aansluit bij de lopende cao-onderhandelingen tussen Transavia en de VNV. In juli 2024 heeft AVV nogmaals aan Transavia gevraagd de lopende cao-onderhandelingen op te schorten en heeft zij Transavia formeel verzocht AVV tot de onderhandelingen toe te laten. Nadat Transavia bij e-mail van 12 juli 2024 heeft laten weten dat opschorting niet aan de orde kan zijn heeft AVV een procedure aangespannen met als doel te worden toegelaten tot de cao-onderhandelingen en Transavia te verbieden het met de VNV bereikte onderhandelingsakkoord nader uit te werken in een cao. VNV heeft in deze procedure gevorderd zich aan de zijde van Transavia te mogen voegen.

Oordeel

De voorzieningenrechter heeft de gevorderde voeging ter zitting toestaan, omdat VNV voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij belang heeft bij die voeging. VNV kan immers nadeel ondervinden van een voor Transavia ongunstige uitkomst van de procedure in de hoofdzaak, in die zin dat VNV daardoor in een minder gunstige onderhandelingspositie kan komen te verkeren en de tussen haar en Transavia al gemaakte afspraken niet snel kan doorvoeren. AVV legt aan haar vordering onder meer ten grondslag de stelling dat zij gelet op de vertegenwoordigingsgraad een representatieve vakbond is. Transavia stelt dat AVV zich pas in een laat stadium bij Transavia heeft gemeld en dat er inmiddels al een principeakkoord met VNV ligt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het uitgangspunt dat het in het algemeen aan contractspartijen zelf is om te bepalen of zij een ander tot hun cao-overleg toelaten. Op dit beginsel van contractsvrijheid zijn uitzonderingen mogelijk, wanneer een vakvereniging een groot aantal werknemers in de branche vertegenwoordigt (absolute representativiteit) en representatiever is dan een andere vakbond die bij het overleg betrokken is (relatieve representativiteit). De cao-partijen zijn echter niet zonder meer gehouden om een partij, ook wanneer deze voldoende representatief is, tot het overleg toe te laten, bijvoorbeeld wanneer zij de gerechtvaardigde verwachting hebben dat daardoor dit overleg wegens fundamenteel gebrek aan overeenstemming niet tot resultaat zal kunnen leiden. Naarmate echter de belangen bij toelating tot dit overleg groter of urgenter zijn, zullen de argumenten die voor niet-toelating worden aangevoerd van meer gewicht moeten zijn. Vaststaat dat Transavia en VNV op 15 juli 2024 een principeakkoord zijn overeengekomen voor een cao, dat zal worden voorgelegd aan de ledenraad van VNV. Zelfs als zou worden aangenomen dat AVV voldoende representatief is (wat door Transavia en VNV gemotiveerd wordt betwist en wat naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet het geval is), zijn Transavia en VNV niet gehouden AVV op dit moment toe te laten tot het cao-overleg. Er zijn immers geen lopende onderhandelingen meer. AVV heeft zich pas op 16 juni 2024, dus in een zeer laat stadium van de - al sinds januari 2023 lopende, kennelijk moeizame - onderhandelingen bij Transavia als potentiële onderhandelingspartner gemeld. Er zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook geen aanknopingspunten om aan te nemen dat Transavia snel een akkoord met VNV heeft afgesloten om de toetreding van AVV te frustreren. AVV heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij voor een bepaalde categorie werknemers als representatiever moet worden beschouwd dan VNV of dat er zeer zwaarwegende andere belangen zijn die maken dat AVV naast VNV een plek moet krijgen aan de onderhandelingstafel als het principeakkoord wordt opengebroken of niet op de door AVV genoemde termijn leidt tot een bij het Ministerie van Sociale Zaken aangemelde cao. De vorderingen van AVV worden afgewezen.