Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 28 mei 2024
ECLI:NL:GHDHA:2024:1340
Feiten
Accord Uitzendbureau B.V. (hierna: Accord) heeft gedurende meerdere jaren diensten verleend aan Securitas Beveiliging B.V. c.s. (hierna: Securitas). De tussen partijen gesloten samenwerkingsovereenkomst voorzag in het door Accord aan Securitas ter beschikking stellen van payrollwerknemers en reguliere uitzendkrachten. De overeenkomst werd door partijen vrijwel uitsluitend ingevuld met payrolling. In dit kader golden exclusiviteitsafspraken: Securitas mocht voor de duur van de samenwerkingsovereenkomst geen payrolldiensten betrekken van anderen dan Accord en Accord mocht geen payroll- of reguliere uitzenddiensten verlenen aan andere beveiligingsbedrijven. De payrollovereenkomst kwalificeerde destijds (vóór invoering WAB) als uitzendovereenkomst, waarbij een uitzendbeding kon worden overeengekomen en een verruimde ketenregeling op grond van de uitzend-CAO gold. De samenwerkingsovereenkomst is eind 2018 verlengd tot 31 december 2023. Per 1 januari 2020 is de WAB in werking getreden. Onder de WAB kwalificeert de payrollovereenkomst niet langer als uitzendovereenkomst. Het uitzendbeding en de verruimde ketenregeling zijn hierdoor niet langer beschikbaar voor payrolling. In oktober 2019 heeft Securitas aan Accord medegedeeld de samenwerking niet te willen voortzetten op basis van reguliere uitzending en te willen stoppen met ‘flex en payroll’. Accord is het daar niet zonder meer mee eens en stelt zich onder andere op het standpunt dat in de samenwerkingsovereenkomst stilzwijgend een afnameverplichting lag besloten en/of dat deze volgde uit de jarenlange samenwerking die partijen bij de uitvoering van de overeenkomst in de praktijk hadden ontwikkeld. In eerste aanleg zijn de vorderingen over en weer afgewezen. Beide partijen hebben hoger beroep ingesteld.
Oordeel
Het hof oordeelt als volgt.
Geen afnameverplichting zonder meer
De tussen partijen gesloten overeenkomst en de wijze waarop hun samenwerking zich in de loop van de tijd feitelijk heeft ontwikkeld, rechtvaardigen niet de conclusie dat Securitas zonder meer verplicht was op gelijke basis als in het verleden nieuwe beveiligers via Accord in dienst te nemen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat beide partijen ondernemers zijn, die zich bij de totstandkoming van de samenwerkingsovereenkomst hebben bediend van deskundige bijstand. Verder hebben partijen er destijds bewust voor gekozen om geen afnameverplichting in de overeenkomst op te nemen. Dit levert een sterke aanwijzing op dat partijen ook niet (stilzwijgend) enigerlei afnameverplichting beoogden, althans dat Accord er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Securitas met een dergelijke verplichting instemde. Het hof acht hierbij mede van belang dat als onweersproken vaststaat dat Accord zich sinds het begin van de samenwerking nooit eerder op het standpunt heeft gesteld dat Securitas een afnameverplichting had.
Geen afnameverplichting in het kader van verlenging per december 2018
Accord stelt voorts dat zij er gerechtvaardigd op heeft vertrouwd dat Securitas in december 2018 alsnog een afnameverplichting op zich nam, ongeacht de aanstaande invoering van de WAB. Accord stelt daarbij geen enkele aanleiding te hebben gehad om te vermoeden dat Securitas na invoering van de WAB zou willen stoppen met payrollen. Het hof overweegt in dit kader dat Accord in december 2018 bekend was met het wetsvoorstel WAB. Naar eigen zeggen was voor haar toen al evident dat en hoe de wetgeving met betrekking tot payroll zou gaan veranderen. Dit had Accord in december 2018 aanleiding kunnen en moeten geven om bij Securitas te verifiëren hoe zij de concrete invulling van de overeenkomst onder de (voorgestelde) WAB voor zich zag. Partijen hebben hierover toen echter geen concreet overleg gevoerd. Accord heeft onvoldoende onderbouwd dat zij er niettemin op heeft mogen vertrouwen dat Securitas alle consequenties die de WAB zou hebben voor payrolling overzag en Accord dus ook ervan heeft mogen uitgaan dat Securitas na de invoering van de WAB de samenwerking op het gebied van payrolling met Accord met min of meer gelijke volumes zou voortzetten. De enkele door Accord gestelde mededeling van de CEO van Securitas dat ze ‘er samen wel uit zouden komen’ kon zodanig vertrouwen niet rechtvaardigen. Het principaal hoger beroep slaagt dan ook niet. Het incidenteel hoger beroep van Securitas slaagt en Accord wordt in dat kader veroordeeld een bedrag van € 34.670 aan feestdagenvergoeding aan Securitas te voldoen.