Rechtspraak
Feiten
Werknemer is sinds 26 september 2016 bij Teleperformance werkzaam. Werknemer is werkzaam op basis van een min/max-contract. In de Planningsregels Teleperformance is met betrekking tot de werktijdens onder andere bepaald: '(…) 09.00 uur beginnen betekent dat je exact om 09.00 uur klaar zit om je eerste call aan te nemen danwel te maken. Meld je daarom altijd 10 minuten voor aanvang van je dienst bij je supervisor, dan ben je nooit te laat; (…)'. Bij brief van 16 maart 2021 heeft werknemer aanspraak gemaakt op nabetaling van salaris en stelt daartoe onder andere dat hij tien minuten voor de start van zijn dienst aanwezig diende te zijn. Het eerder aanwezig zijn van werknemers om zich te melden bij de supervisor zou een opdracht van werkgever zijn en derhalve werktijd, hetgeen dient te worden uitbetaald. Teleperformance heeft betwist dat werknemer aanspraak zou kunnen maken op achterstallig loon. De kantonrechter en het hof hebben de vordering van werknemer toegewezen. Het hof overwoog onder meer: 'Het hof gaat er daarom vanuit dat op grond van de tienminutenregel een Agent gehouden is om zich tien minuten voor aanvang van zijn dienst bij zijn supervisor te melden. Dit brengt met zich dat niet van belang is hoeveel tijd met het opstarten/inloggen is gemoeid en dat ook niet relevant is of een Agent gehouden is alle tien de programma’s op te starten voor hij ‘in de lijn’ gaat (zoals de werknemer in eerste aanleg heeft betoogd), of dat hij kan volstaan met vier programma’s en de overige programma’s later kan opstarten (zoals door Teleperformance in hoger beroep is betoogd). Als een Agent geen tien minuten nodig heeft om ‘in de lijn’ te gaan, kan hij de eventueel resterende tijd gebruiken om zich voor te bereiden op de dienst op de wijze zoals hem goeddunkt (rov. 4.4). Hieruit volgt volgens het hof echter niet dat deze tijd niet is aan te merken als (door de werkgever te betalen) arbeidstijd. In de tien minuten voor aanvang van de dienst wordt de Agent geacht aanwezig te zijn en is hij beperkt in zijn mogelijkheden zijn tijd aan eigen zaken te besteden. Dat hij in die tijd nog niet productief is omdat Teleperformance pas door haar klant betaald wordt vanaf het moment van ‘in de lijn’ gaan, doet daaraan niet af. '
Conclusie A-G De Bock
De omstandigheid dat sprake is van arbeidstijd in de zin van de Arbeidstijdenrichtlijn/Artw betekent niet per definitie dat de werkgever daarover loon verschuldigd is. Het Nederlandse arbeidsrecht kent namelijk geen wettelijke bepaling waaruit volgt dat arbeidstijd (op een bepaalde manier) beloond dient te worden. Of loon verschuldigd is over arbeidstijd, hangt daarom af van wat daarover is afgesproken bij individuele of collectieve arbeidsovereenkomst. Hoewel de rechtspraak zeer casuïstisch is, valt daaruit wel op te maken dat rechters welwillend staan tegenover het aanmerken van voorbereidende werkzaamheden als (betaalde) arbeidstijd. Daarbij geldt wel dat sprake moet zijn van een daadwerkelijk voorschrift van de werkgever, en daadwerkelijke werkzaamheden. Het is aan de werknemer om te stellen en zo nodig te bewijzen dat daarvan sprake is. De gedachte dat als er een daadwerkelijke verplichting is om eerder aanwezig te zijn vanwege het treffen van voorbereidende handelingen, deze tijd moet worden aangemerkt als arbeidstijd en beloond moet worden conform de tussen partijen geldende afspraken, wordt ook gedragen in de – beperkte – literatuur over dit onderwerp. De voorliggende zaak is ook meermaals besproken in de literatuur, waarbij de algemene gedachte is dat de uitkomst van de procedure de juiste is. De zaak is ook opgepikt in de landelijke media. In een interview met NOS noemt Verhulp – die spreekt over ‘loondiefstal’ – het ‘vrij evident’ dat in de voorliggende zaak loon betaald moet worden.
De stelling dat uit artikel 3 van de Planningsregels niet zou volgen dat werknemers verplicht waren 10 minunten van te voren in te loggen, maar dat dit slechts een advies was om om stipt 9.00 uur te kunnen starten, wordt niet gevolgd.
Oordeel
De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).