Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/International Lashing Service B.V.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 27 augustus 2024
ECLI:NL:RBROT:2024:8247
Werkgeversaansprakelijkheid. Zaak leent zich niet voor een deelgeschil, nu nadere bewijslevering nodig is ten aanzien van de toedracht van het ongeval.

Feiten

Werknemer is op 17 juni 2019 bij ILS in dienst getreden, laatstelijk als sjorder. Hij is op 29 september 2021 tijdens de uitoefening van zijn sjorwerkzaamheden voor ILS aan boord van het containerschip X gewond geraakt aan zijn rechterknie. De gemachtigde van werknemer heeft ILS aansprakelijk gesteld voor het ongeval. ILS heeft de aansprakelijkheid afgewezen. Werknemer verzoekt op de voet van artikel 1019w Rv om te bepalen dat ILS aansprakelijk is voor de door hem geleden schade als gevolg van het bedrijfsongeval van 29 september 2021 en dat ILS gehouden is om de materiële en immateriële schade die hij lijdt en heeft geleden te vergoeden.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Om vast te kunnen stellen of ILS aansprakelijk is voor het letsel dat werknemer tijdens zijn werkzaamheden heeft opgelopen is eerst van belang wat de feitelijke toedracht van het ongeval is. Op grond van de uiteenlopende stellingen van partijen en de overgelegde stukken kan niet worden vastgesteld wat de toedacht van het ongeval is geweest en of de veiligheidsmaatregelen die genomen zijn en redelijkerwijs genomen hadden moeten worden voldoende waren om daaruit te kunnen vaststellen of ILS als werkgeefster op de voet van artikel 7:658 BW al dan niet aansprakelijk is. Ditzelfde geldt voor de vraag of de schade van werknemer is ontstaan door een fout van C en of ILS aansprakelijk is op grond van artikel 6:170 BW. De kantonrechter is van oordeel dat de zaak zich dan ook niet leent voor een deelgeschil, omdat nadere bewijslevering nodig is naar de toedracht van het ongeval. Het verzoek van werknemer wordt daarom afgewezen.