Naar boven ↑

Rechtspraak

Itsme/Stichting Pensioenfonds voor de Nederlandse Groothandel
Hoge Raad, 27 september 2024
ECLI:NL:HR:2024:1331
Geen premievrije voortzetting voor werknemers die ziek zijn voor, maar WIA-gerechtigd raken na, datum opzegging uitvoeringsovereenkomst.

Feiten

SPNG is een niet verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds voor de bedrijfstak groothandel. Itsme heeft de uitvoering van de met haar werknemers gesloten pensioenovereenkomsten ondergebracht bij SPNG. Hiertoe is telkens een uitvoeringsovereenkomst tussen partijen gesloten.  In het Conventant is onder andere vastgelegd: “De deelnemer die vanaf 1 januari 2015 tenminste 35% arbeidsongeschikt is en een WIA-uitkering ontvangt, heeft recht op (gedeeltelijke) voortzetting van het deelnemerschap aan deze pensioenregeling zonder dat daarvoor premie verschuldigd is mits en in zoverre de arbeidsongeschiktheid is ontstaan tijdens het deelnemerschap aan deze pensioenregeling en is voldaan aan alle overige voorwaarden die hieraan in dit reglement zijn gesteld. Deze wijze van voortzetting wordt verder “premievrije deelneming” genoemd.” Itsme heeft de met SPNG gesloten uitvoeringsovereenkomst bij brief van 9 oktober 2020 met ingang van 1 januari 2021 opgezegd. SPNG heeft deze opzegging bij brief van 16 februari 2021 bevestigd. Itsme heeft in eerste aanleg o.a. gevorderd dat in rechte zou worden vastgesteld dat SPNG dient te voorzien in premievrije opbouw bij arbeidsongeschiktheid indien de voor 2021 ziek geworden werknemers van Itsme na afloop van de wachttijd van twee jaar overeenkomstig de WIA of IVA of opeenvolgende socialeverzekeringsrechten, arbeidsongeschikt zijn en recht verkrijgen op een WIA- of IVA-uitkering. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen. Itsme komt tegen de beslissing in hoger beroep. De achtergrond van de vorderingen van Itsme is dat Itsme drie werknemers heeft die vóór 1 januari 2021 – de datum waarop de uitvoeringsovereenkomst tussen partijen eindigde – ziek zijn geworden en waarvoor Itsme wel premies heeft afgedragen, maar de werknemers nog geen aanspraak hadden op een WIA-uitkering omdat de wachttijd van twee jaar op die datum nog niet was verstreken. In geschil is of deze werknemers recht hebben op premievrije pensioenopbouw bij SPNG vanaf het moment dat zij, na het verstrijken van de wachttijd, wel aanspraak hebben op een WIA-uitkering. Het hof oordeelde dat naar de kern teruggebracht, het recht op premievrije deelneming is toegekend aan de deelnemer die ten minste 35% arbeidsongeschikt is en een WIA-uitkering ontvangt. Het is niet in geschil dat de betrokken werknemers geen deelnemer meer waren op het moment dat zij aanspraak kregen op een WIA-uitkering. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank.

Conclusie A-G (Assink)

In de kern komen de cassatieklachten erop neer dat voor werknemers in de periode 2019-2020 SPNG geen 'risico' heeft gelopen en daardoor gehouden is tot een premievrije voortzetting. De A-G verwerpt het cassatieberoep onder verwijzing naar de cao-norm en uitleg die het hof aan de regeling heeft gegeven.

Oordeel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).