Rechtspraak
Feiten
Werknemer is bij BBS als koerier werkzaam geweest op basis van een arbeidsovereenkomst van 4 augustus 2020 tot 4 maart 2022. De Cao beroepsgoederenvervoer is van toepassing. Werknemer is ingedeeld en heeft betaald gekregen overeenkomstig functiegroep C, schaal 0. Bij brieven van 17 mei 2022 en 10 juni 2022 heeft werknemer BBS aangemaand om hem over de periode dat hij in dienst was te betalen overeenkomstig functiegroep D, schaal 6. Werknemer heeft in deze brieven medegedeeld dat hij als internationaal koerier heeft gewerkt en dat hij in die functie, voordat hij bij BBS in dienst trad, al zes jaar ervaring had en hij daarom recht heeft op een loon gegrond op een indeling in functiegroep D schaal 6. BBS heeft daarop gereageerd en medegedeeld dat werknemer geen recht heeft op een loon overeenkomstig functiegroep D en BBS niet bekend is met de door hem gestelde zes ervaringsjaren. Werknemer vordert betaling van € 13.780,12 bruto aan loon, € 535,48 bruto aan toeslagen en € 716,48 bruto aan vergoeding voor oproepen van minder dan drie uren, wettelijke verhoging en rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
Oordeel
Belangrijk is de vraag of werknemer niet alleen nationale maar ook internationale ritten heeft gereden en hij daarin zes jaren ervaring had voordat hij voor BBS ging werken. Om dit te bewijzen heeft werknemer bij de dagvaarding onder meer twee loonstroken van Easymatch van juli en september 2018 overgelegd met daarop vermeld de functie ‘Int. Chauffeur’ en drie schriftelijke verklaringen die volgens werknemer afkomstig zijn van ex-werknemers van BBS. BBS betwist dat werknemer als internationaal koerier heeft gewerkt en dat hij in die functie al ervaring had voor hij in dienst trad bij BBS. Werknemer was daarvoor werkzaam in de zorg, aldus BBS. Werknemer heeft na de mondelinge behandeling bij akte verschillende stukken in het geding gebracht om te bewijzen dat hij internationale koeriersdiensten heeft gereden. Nadat BBS kennis had genomen van de in het geding gebrachte bewijsstukken van werknemer, heeft BBS aangevoerd dat het weliswaar zo is dat hij op grond van de cao recht heeft op een bepaald loon waarvoor een verjaringstermijn van vijf jaren geldt, maar dat ook gekeken moet worden naar de kennis en wetenschap die werknemer had ten tijde van het aangaan en de duur van de arbeidsovereenkomst. Werknemer kent de cao en de regels die gelden. Werknemer heeft niet aangetoond dat hij daarover heeft geklaagd. De kantonrechter overweegt dat BBS bij nader inzien lijkt te erkennen dat werknemer wel degelijk ervaring had als internationale koerier. Voor zover BBS niet heeft bedoeld haar betwisting van de internationale koeriersdiensten te laten varen, overweegt de kantonrechter dat BBS in haar akte de gelegenheid is geboden inhoudelijk te reageren op de bij akte overgelegde stukken van werknemer. BBS heeft in deze akte niet inhoudelijk gereageerd op deze stukken, terwijl uit het overgelegde WhatsAppverkeer, de loonstroken, rittenstaten en de diverse schriftelijke verklaringen volgt dat werknemer wel koeriersdiensten door heel Europa heeft gereden. De stelling dat werknemer bezig was met een opleiding in de zorg doet daar niet aan af. BBS heeft de stelling van werknemer dat hij wel internationale ervaring had voor hij bij BBS in dienst trad dan ook niet voldoende weersproken. De kantonrechter gaat dan ook uit van zes ervaringsjaren bij aanvang van het dienstverband bij BBS. Dat betekent dat werknemer ingedeeld had moeten worden in loonschaal D6. De klachtplicht van artikel 6:89 BW ziet niet op dit geval waarin sprake is van een gedeeltelijke niet-betaling van het loon.