Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Zaanstad), 14 oktober 2024
ECLI:NL:RBNHO:2024:10980
Werkgeefster trekt ontslag op staande voet met instemming van werknemer in. Werknemer verzoekt, na wijziging van zijn verzoek, om salarisspecificaties onder dwangsom, plus betaling van wettelijke rente en verhoging.

Feiten

Werknemer is sinds 24 oktober 2016 in dienst bij werkgeefster in de functie van heftruckchauffeur/meewerkend voorman. Op 3 juni 2024 is werknemer op staande voet ontslagen. Werknemer heeft bij de kantonrechter een verzoek ingediend tot vernietiging van het ontslag op staande voet. De gemachtigde van werkgeefster heeft op 15 augustus 2024 aan de gemachtigde van werknemer bericht dat zij het ontslag op staande voet heeft ingetrokken. De gemachtigde van werknemer heeft daarop op 16 augustus 2024 geantwoord dat daarvoor instemming van werknemer nodig is en dat hij hieraan voorwaarden stelt.

Werknemer heeft op 28 augustus 2024 ingestemd met de intrekking van het ontslag op staande voet. Werkgeefster heeft op 30 augustus 2024 het salaris over juni, juli en augustus 2024 aan werknemer betaald en een specificatie van de salarisbetaling over juni 2024 verstrekt. Werknemer verzoekt, na wijziging van zijn verzoek, veroordeling van werkgeefster tot het verstrekken van de bruto/nettosalarisspecificaties van juli en augustus 2024, onder verbeurte van een dwangsom, betaling van de wettelijke rente voor zover die nog niet is voldaan bij de salarisbetaling op 30 augustus 2024, de wettelijke verhoging van 50%, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Omdat de specificaties over het salaris van juli en augustus 2024 nog niet zijn verstrekt, wordt werkgeefster veroordeeld tot het verstrekken daarvan. Werkgeefster heeft toegezegd dat deze zullen worden verstrekt bij terugkomst van de salarisadministrateur. De kantonrechter heeft geen reden hieraan te twijfelen en wijst daarom de verzochte dwangsom af.

Salaris

Het salaris over juni en juli 2024 is te laat betaald. Omdat werknemer geen salarisspecificaties heeft ontvangen, kan hij niet controleren of werkgeefster de wettelijke rente over het achterstallige loon heeft betaald. Werkgeefster wordt daarom veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over het loon van juni en juli 2024, voor zover deze nog niet is betaald. Gelet op de te late betaling van het salaris over juni en juli 2024 is werkgeefster de wettelijke verhoging daarover verschuldigd. Met het oog op de voldoende onderbouwde financiële omstandigheden van werkgeefster ziet de kantonrechter aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot 25%. De wettelijke verhoging wordt niet verder gematigd, omdat werkgeefster had moeten weten dat ontslag op staande voet niet op zijn plaats was en de persoonlijke omstandigheden van werknemer daaraan in de weg stonden.

Buitengerechtelijke incassokosten

Werknemer vraagt om vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, gebaseerd op het Rapport BGK-Integraal, omdat hij vindt dat de vordering een onbepaalde waarde heeft en dus niet onder het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten valt. De kantonrechter gaat hier niet in mee en vindt dat het Besluit wel van toepassing is, omdat het gaat om een eenvoudig vast te stellen bedrag: achterstallig salaris. Werkgeefster betwist de noodzaak van de gevraagde incassokosten, omdat werknemer via een rechtsbijstandsverzekering werd bijgestaan en zelf geen kosten zou hebben gemaakt. De kantonrechter oordeelt echter dat er voldoende incassowerkzaamheden zijn verricht, aangezien de verzekeraar van werknemer minimaal twee brieven naar werkgeefster stuurde om een rechtszaak te voorkomen. De betrokkenheid van ARAG Rechtsbijstand doet hier niets aan af.