Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 26 november 2024
ECLI:NL:RBROT:2024:11841
Feiten
Werknemer is op 1 maart 2024 een arbeidsovereenkomst voor de duur van zeven maanden aangegaan met Zongeadviseerd B.V. (hierna: Zongeadviseerd), als fotograaf. Vanaf 1 mei 2024 is Zongeadviseerd, ondanks herhaalde sommatie, gestopt met het betalen van het salaris aan de werknemer. Werknemer vordert daarom dat Zongeadviseerd wordt veroordeeld tot betaling van zijn salaris over de periode van 1 mei tot en met 15 juli 2024, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 50% en vakantiegeld. Zongeadviseerd betwist de vordering en stelt dat werknemer slechts tot 1 april 2024 voor Zongeadviseerd heeft gewerkt. Volgens Zongeadviseerd is werknemer per die datum uit dienst getreden en bij bedrijf X in dienst getreden.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Onbetwist is dat werknemer op basis van een arbeidsovereenkomst per 1 maart 2024 bij Zongeadviseerd in dienst is getreden en sindsdien werkzaamheden voor Zongeadviseerd heeft verricht. Het standpunt van Zongeadviseerd dat werknemer op 1 april 2024 voor bedrijf X is gaan werken, heeft werknemer gemotiveerd betwist. Omdat Zongeadviseerd zich beroept op de rechtsgevolgen van haar stelling, lag het op haar weg om deze stelling met bewijs te onderbouwen. Dit heeft Zongeadviseerd echter nagelaten. Zongeadviseerd heeft geen stukken overgelegd waaruit de uitdiensttreding van werknemer bij Zongeadviseerd per 1 april 2024 volgt. Werknemer heeft bovendien loonstroken met betrekking tot de maanden april tot en met juni 2024 overgelegd waarop Zongeadviseerd als werkgever staat vermeld. Dat werknemer medio juli 2024 een arbeidsovereenkomst heeft ondertekend waarin staat dat hij met ingang van 1 april 2024 bij bedrijf X in dienst treedt, verandert dit oordeel niet. Dit leidt namelijk niet zonder meer tot de conclusie dat werknemer per die datum uit dienst is getreden bij Zongeadviseerd. Bovendien is aannemelijk dat werknemer de overeenkomst alleen heeft ondertekend op basis van de belofte dat zijn achterstallig salaris zou worden betaald. Er is niet gebleken dat op enigerlei wijze invulling is gegeven aan deze arbeidsovereenkomst.
Gelet op het voorgaande acht de kantonrechter het voldoende aannemelijk dat werknemer tot en met 15 juli 2024 bij Zongeadviseerd in dienst was. Aangezien bovendien vaststaat dat Zongeadviseerd over de periode van 1 mei tot en met 15 juli 2024 geen salaris heeft betaald, dient zij dit salaris, inclusief vakantiegeld, alsnog aan werknemer te voldoen. Het betalen van salaris is een van de primaire verplichtingen van een werkgever jegens een werknemer. Omdat er in dit geval geen enkele rechtvaardiging voor de vertraging in de salarisbetaling bestaat, wijst de kantonrechter ook de door werknemer gevorderde wettelijke verhoging over het achterstallige salaris toe.