Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 9 december 2024
ECLI:NL:RBLIM:2024:9125
Werknemer en werkgeefster verschillen van mening over de vraag of werknemer arbeidsongeschikt is. Ook verschil tussen deskundigenoordelen UWV (wel arbeidsongeschikt) en oordeel bedrijfsarts (niet arbeidsongeschikt). Kantonrechter hecht meer waarde aan deskundigenoordelen. Werkgeefster heeft derhalve ten onrechte een loonstop toegepast.

Feiten

Werknemer is sinds 1 januari 1998 in dienst bij werkgeefster, sinds februari 2001 in de functie van controller (volgens werknemer) dan wel CFO (volgens werkgeefster). Op 13 maart 2024 heeft werknemer de nieuwe CEO van werkgeefster gebeld met de mededeling dat ING per 1 april 2024 het kredietlimiet zou verlagen. Dit is op 18 maart 2024 aan de RvC medegedeeld. Daarop zijn werknemer en de nieuwe CEO aan de slag gegaan met het opstellen van een reddingsplan. Op 22 maart 2024 heeft werknemer zich ziekgemeld. In een brief van 3 april 2024 heeft werkgeefster werknemer meerdere vragen gesteld over de kredietverlaging van ING. Bij e-mailbericht van 5 april 2024 heeft werknemer werkgeefster laten weten dat het medisch zeer slecht met hem gaat en hij niet in staat is de vragen te beantwoorden. Op 22 april 2024 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat werknemer kan starten met aangepast werk, maar dat hij beperkt is in het aangaan van conflicten. Als reactie daarop heeft werkgeefster voorgesteld dat werknemer thuis begint met de beantwoording van de vragen die zijn gesteld.  Op 8 mei 2024 heeft werknemer een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd omtrent de vraag of hij in staat is gehoor te geven aan de verzoeken van werkgever om op werkinhoudelijke vragen te reageren/antwoorden. Op 5 juni 2024 heeft het UWV geoordeeld dat werknemer niet in staat is om contact te hebben of te onderhouden met werkgeefster, omdat dit het herstel van werknemer belemmert. Naar aanleiding hiervan heeft werkgeefster een vanaf 15 mei 2024 ingevoerde loonstop opgeheven en het achterstallige loon uitbetaald. Op 5 juli 2024 adviseert de nieuwe bedrijfsarts echter dat hij vanuit medisch oogpunt geen bezwaar ziet tegen het feit dat werknemer in gesprek gaat met werkgeefster. Werkgeefster probeert werknemer daarna een aantal keer uit te nodigen voor een open gesprek. Werknemer laat daarentegen telkens weten niet deel te willen nemen aan zo’n gesprek zonder aanwezigheid van een mediator. Op 13 augustus 2024 kondigt werkgeefster wederom per direct een loonstop aan. Op verzoek van werknemer heeft het UWV op 10 september 2024 een deskundigenoordeel uitgebracht, waarin wordt geconcludeerd dat werknemer momenteel niet tot re-integratie/werken in staat is. Werkgeefster heeft op 18 november 2024 een klacht ingediend bij het UWV, omdat zij van mening is dat het deskundigenoordeel niet zorgvuldig tot stand is gekomen. In onderhavige procedure vordert werknemer werkgeefster te veroordelen tot betaling van het achterstallig loon over de maanden augustus en september 2024, vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente. Ook over het te laat betaalde loon van mei 2024 vordert werknemer wettelijke verhoging en wettelijke rente.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Vaststaat dat werknemer zich op 22 maart 2024 heeft ziekgemeld en sindsdien niet meer heeft gewerkt. Gelet op de verschillen tussen de deskundigenoordelen van het UWV, waar werknemer zich met name op beroept, en het oordeel van de bedrijfsarts van 5 juli 2024, waar werkgeefster zich op beroept, zal de kantonrechter eerst moeten beoordelen aan welk(e) oorde(e)l(en) zij de meeste waarde toekent. In dat kader is volgens de kantonrechter van belang dat het zo mag zijn dat aan een deskundigenoordeel van het UWV op zichzelf geen rechtsgevolgen kunnen worden verbonden, maar dat dit niet wil zeggen dat het deskundigenoordeel door een der partijen zonder meer ter zijde kan worden gelegd indien dit afwijkt van het oordeel van de bedrijfsarts. Het enkele feit dat het oordeel en het advies van de bedrijfsarts niet overeenstemt met het deskundigenoordeel, rechtvaardigt derhalve niet de conclusie dat aan dat laatste oordeel geen waarde behoeft te worden gehecht. Daarvoor is minstens noodzakelijk dat blijkt van bijkomende feiten en omstandigheden op grond waarvan aan het deskundigenoordeel minder gewicht dient te worden toegekend dan aan het oordeel van de bedrijfsarts. Van dergelijke feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de kantonrechter in het onderhavige geval geen sprake. Daarbij acht de kantonrechter van belang dat het gegeven dat werkgeefster niet is gehoord door het UWV niet maakt dat het oordeel van het UWV onzorgvuldig tot stand is gekomen. Werkgeefster had immers alleen haar visie op de (verstoorde) arbeidsrelatie kunnen geven, hetgeen voor de medische beoordeling van werknemer niet van belang was. Voorts zijn de door werkgeefster geuite twijfels over de kwalificatie van de verzekeringsarts onvoldoende onderbouwd. Daar komt bij dat uit de adviezen van de (tweede) bedrijfsarts niet blijkt of de bedrijfsarts medische informatie heeft ingewonnen bij de behandelde arts(en) van werknemer. De kantonrechter komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat zij meer gewicht toekent aan de deskundigenoordelen van het UWV dan aan het advies van de laatste bedrijfsarts van 5 juli 2024. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat sprake is van ziekte/arbeidsongeschiktheid en dat werknemer niet in staat is tot re-integratie/werken. Werknemer heeft derhalve in beginsel recht op doorbetaling van het loon. Van een uitzondering ex artikel 7:629 lid 3 BW is geen sprake. In dat kader oordeelt de kantonrechter dat het, gelet op de deskundigenoordelen, werknemer niet kan worden verweten dat hij niet is verschenen op de afspraken met werkgeefster en hij de gestelde vragen niet heeft beantwoord. Op grond van de arbeidsovereenkomst en het Arbeidsvoorwaardenreglement heeft werknemer recht op 100% doorbetaling van zijn loon. Tot slot heeft werknemer recht op de maximale gevorderde wettelijke verhoging over het achterstallig loon van de maanden augustus en september, alsmede over het achterstallig loon van de maand mei, en de wettelijke rente.