Naar boven ↑

Rechtspraak

eiseressen/gedaagden
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 14 januari 2025
ECLI:NL:RBOVE:2025:225
Betaling van premies en bijdragen aan het pensioenfonds Bouwnijverheid, opleidingsfonds en aanvullingsfonds Bouw & Infra. Toerekening betalingen en aftrek betaalde bedragen.

Feiten

De onderneming (vof) zendt mensen, materialen en machines op basis van uurtarieven uit aan opdrachtgevers (aannemers), die werkzaamheden in het openbare gebied uitvoeren. Werkgevers die een onderneming in de bouwnijverheid uitoefenen, vallen onder de werkingssfeer van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid. Op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 en het Pensioenreglement Bouwnijverheid moeten deze werkgevers premie betalen voor hun werknemers. Ook moeten zij op grond van de statuten van de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Bouw & Infra een bijdrage aan deze stichting betalen. Hetzelfde geldt voor de bijdrage aan de Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra. De stichtingen hebben facturen aan gedaagde gezonden die deze niet hebben betaald. De stichtingen vorderen – na vermindering van eis – dat gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld om een bedrag van € 10.146,09 aan de stichtingen te betalen. In reconventie vorderen gedaagden dat de stichtingen worden veroordeeld tot terugbetaling van wat al door gedaagden is betaald.

Oordeel

Gedaagden hebben als eerste aangevoerd dat de onderneming niet onder de werkingssfeer van de reglementen van de stichtingen valt en dat zij geen werkgever in de bouwnijverheid zijn. De kantonrechter is van oordeel dat dit verweer niet slaagt. De omschrijving die gedaagden van hun werkzaamheden hebben gegeven sluit, anders dan zij menen, niet uit dat zij onder de werkingssfeer vallen. Ook bedrijven die zijn gericht op dienstverlening aan derden op het gebied van bouw- en infrawerken vallen onder de werkingssfeer. De beschrijving die gedaagden zelf van hun werkzaamheden hebben gegeven sluit, daargelaten de feitelijke juistheid ervan, uitstekend aan bij deze omschrijvingen. Ook de eigen gedragingen van gedaagden geven aanleiding om ervan uit te gaan dat de onderneming onder de werkingssfeer valt. Al met al heeft de kantonrechter onvoldoende aanknopingspunten om te oordelen dat gedaagden niet onder de werkingssfeer vallen. Zij moeten dus de premies betalen aan de stichtingen. Gelet op de uitleg van de stichtingen  hebben gedaagden de vordering van de stichtingen voor het overige onvoldoende weersproken en de vordering in reconventie tot terugbetaling van het te veel betaalde onvoldoende onderbouwd. De vordering van de stichtingen tot betaling van de achterstallige factuurbedragen, minus het bedrag van € 2.500, is dus toewijsbaar.