Rechtspraak
Feiten
Werknemer is op 15 april 2020 in dienst getreden bij Logis.P. Hij heeft een elektrische leaseauto. Vlak voor kerst 2023 meldt werknemer zich ziek. Op 27 december 2023 sluiten partijen een vaststellingsovereenkomst, waarbij de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2024 eindigt. Hierin is onder meer vastgelegd dat werknemer in januari 2024 nog 24 uur per week zal werken, vanaf februari wordt vrijgesteld van arbeid, en dat werkgever een eindafrekening opstelt. Werknemer vordert afgifte van de eindafrekening, betaling van € 1.194,38 (bestaande uit laadkosten, verlofuren en wettelijke verhoging), en proceskosten. Logis.P stelt dat de eindafrekening op 15 maart 2024 is verstrekt en betwist de overige vorderingen.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Vast staat dat werknemer geen declaratie heeft ingediend voor de gevorderde laadkosten. Ook staat vast dat werknemer wist dat Logis.P in januari 2023 een nieuwe systematiek voor declareren en vergoeden van laadkosten had ingevoerd. Werknemer had eerder declaraties ingediend, en in de vaststellingsovereenkomst is expliciet vermeld wat onder finale kwijting valt, zoals ingediende declaraties en overige kosten. Het lag op de weg van werknemer om tijdig aan Logis.P te melden dat hij de laadkosten vergoed wilde krijgen. Werknemer had vanaf het sluiten van de vaststellingsovereenkomst tot het einde van zijn dienstverband de tijd om dit aan te geven. Dat werknemer niet het beheer over de laadpaal had, deze niet kon aanmelden, of dat betalingen via EVBox liepen, doet hier niet aan af. De vordering tot betaling van de laadkosten wordt afgewezen.
Verder stelt werknemer dat Logis.P zijn openstaande verlofdagen niet heeft uitbetaald. Logis.P voert aan dat werknemer in januari 2024 niet het aantal overeengekomen dagen heeft gewerkt en dat was afgesproken dat werknemer in februari 2024 vrijgesteld zou worden van werk tegen verrekening van verlofdagen. Volgens Logis.P waren er daarom geen verlofdagen meer uit te betalen. Zelfs als werknemer in januari te weinig heeft gewerkt, had Logis.P dit moeten signaleren en melden. Logis.P mag niet zonder toestemming of verzoek van werknemer verlofuren verrekenen. Het late verweer dat partijen afspraken hebben gemaakt over het inzetten van verlofuren om vrijstelling van werk te bekostigen, faalt eveneens. De vaststellingsovereenkomst vermeldt nergens dat werknemer resterende verlofdagen zou inzetten voor vrijstelling van arbeid. Het begrip "vrijgesteld van arbeid" impliceert niet dat verlofdagen worden ingezet. Daarnaast wordt in de vaststellingsovereenkomst gesproken over de “vakantiedagen die de werknemer heeft opgebouwd maar niet heeft opgenomen” in de eindafrekening. Logis.P heeft onvoldoende onderbouwd dat dergelijke afspraken zijn gemaakt. Door de verlofdagen niet uit te betalen, heeft Logis.P haar verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst geschonden. Het beroep op finale kwijting slaagt daarom niet. De openstaande verlofdagen moeten alsnog worden uitbetaald, en het gevorderde bedrag van € 388,75 wordt toegewezen.