Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 22 januari 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:1782
Terechte loonstop, onterecht gegeven ontslag op staande voet.

Feiten

Werkneemster is op 16 april 2014 bij (de rechtsvoorganger van) Westflex Personeelsdiensten B.V. in dienst getreden als uitzendkracht in de glastuinbouw op basis van een uitzendovereenkomst voor onbepaalde tijd, waarop de ABU-CAO van toepassing is. Sinds 2023 bestaat er een conflict tussen werkneemster en collega [naam 2] en diens echtgenoot, wat in 2023 tijdelijk leidde tot overplaatsing van [naam 2] na een geweldsincident. In juli 2024 vond opnieuw een incident plaats tussen werkneemster en [naam 2], waarna werkneemster zich ziekmeldde. Westflex’ verzuimmanager nodigde werkneemster uit voor een gesprek op 12 juli 2024, waarop zij niet verscheen. Per e-mail werden werkneemster oplossingen geboden, waaronder een overstap naar een andere inlener, en werd zij opgeroepen op 15 juli 2024 te verschijnen. Ook werd zij uitgenodigd voor een consult bij de bedrijfsarts op 16 juli 2024. De bedrijfsarts oordeelde dat werkneemster na herstel uiterlijk op 1 augustus haar werk kon hervatten. Ondanks diverse pogingen van Westflex om contact te leggen, bleef werkneemster aangeven dat zij niet kon werken wegens gezondheidsklachten. Westflex beschouwde dit als werkweigering en gaf werkneemster op 16 augustus 2024 op staande voet ontslag. Werkneemster verzoekt om een gefixeerde schadevergoeding van € 8.377,44 bruto, een transitievergoeding van € 8.284,29 bruto, een billijke vergoeding van € 52.898,55 bruto, achterstallig loon van € 1.109,81 bruto vermeerderd met wettelijke verhoging en rente. Zij stelt dat het ontslag onterecht is gegeven omdat zij arbeidsongeschikt was en een tegenvoorstel had gedaan voor een nieuwe afspraak. Zij berust in het ontslag maar maakt aanspraak op genoemde vergoedingen, inclusief loon over de periode van 5 augustus tot 16 augustus 2024. Westflex concludeert tot afwijzing van het verzoek en verzoekt bij tegenverzoek een verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, aanspraak op een gefixeerde schadevergoeding van € 2.068,42 bruto en veroordeling van werkneemster tot betaling van het resterende deel van € 1.638,42 bruto. Westflex voert aan dat werkneemster ten onrechte weigerde te werken en niet op gesprek verscheen, ondanks de verklaring van de bedrijfsarts dat zij daartoe in staat was. Werkneemster concludeert tot afwijzing van het tegenverzoek.

Oordeel

Westflex heeft terecht een loonstop opgelegd aan werkneemster voor de periode van 5 augustus tot en met 16 augustus 2024. Dit besluit wordt ondersteund door het oordeel van de bedrijfsarts, die heeft gesteld dat werkneemster haar werkzaamheden zou kunnen hervatten bij een andere inlener vanaf 1 augustus 2024, mits er goede afspraken werden gemaakt voor een veilige werkomgeving. Werkneemster heeft echter niet de benodigde medische onderbouwing ingediend om haar verhindering aan te tonen, waardoor het oordeel van de bedrijfsarts wordt gevolgd. Het verzoek om achterstallig loon wordt afgewezen, omdat de loonstop rechtmatig was. Westflex heeft bovendien werkneemster onverwijld op de hoogte gesteld van de loonstop, hetgeen werkgever ook voldoende heeft onderbouwd. Na het einde van het dienstverband heeft Westflex onterecht een bedrag van € 431 bruto ingehouden, omdat geen recht bestond op een gefixeerde schadevergoeding. Dit bedrag wordt toegewezen. Het ontslag op staande voet is niet rechtsgeldig gegeven, aangezien geen dringende reden is vast te stellen. Werkneemster heeft adequaat gereageerd op een uitnodiging voor een gesprek, maar Westflex heeft niet onderbouwd waarom het noodzakelijk was om op 16 augustus 2024 over te gaan tot ontslag. Dan de billijke vergoeding. Westflex heeft terecht een loonstop opgelegd en er bestaat twijfel of werkneemster nog enige tijd in dienst zou zijn gebleven, gezien de eerdere spanningen op de werkvloer en haar verzoek om beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De billijke vergoeding wordt dan ook vastgesteld op nihil. Verder wordt de gefixeerde schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 7.213,91 bruto, gebaseerd op een opzegtermijn van 16 augustus tot en met 17 november 2024. Westflex heeft de transitievergoeding van € 8.284,29 bruto niet betwist, zodat deze wordt toegewezen.