Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemers/Q-I Netherlands B.V.
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 5 februari 2025
ECLI:NL:RBLIM:2025:1095
Een groep werknemers gaat in bezwaar bij een externe beroepscommissie in verband met een geschil over inschaling. De kantonrechter oordeelt dat de beroepscommissie in redelijkheid niet tot haar uitspraak heeft kunnen komen, de vorderingen van de werknemers worden afgewezen.

Feiten

De uitspraak ziet op zes gevoegde zaken. Het betreft vier werknemers en twee oud-werknemers van Q-I Netherlands B.V., hierna: ‘Q-I’. Q-I houdt zich bezig met de vervaardiging van holglas. Op de arbeidsovereenkomsten is de Cao Q-I van toepassing. De Cao bevat een bepaling voor wanneer een werknemer het niet eens is met de omschrijving van zijn functie of de indeling van zijn functiegroep. Op 12 december 2019 heeft Q-I werknemers laten weten dat hun functies waren ingedeeld in schaal 11. Dit zag op een voorlopige functie-indeling in verband met het onstaan van nieuwe functies. Werknemers hebben bezwaar gemaakt tegen de indeling van hun functies. Werknemers hebben aangevoerd van mening te zijn te laag te zijn ingeschaald. Q-I heeft het bezwaar afgewezen. De externe Beroepscommissie heeft een bindende uitspraak gedaan inzake het beroep tegen de functie-indeling. De Beroepscommissie heeft geconcludeerd dat het bezwaar gegrond is. Q-I heeft de Beroepscommissie gevraagd het bezwaar te heroverwegen. De gemachtigde van Q-I heeft de Beroepscommissie geïnformeerd het besluit van de Beroepscommissie buitengerechtelijk te vernietigen. Werknemers hebben Q-I herhaaldelijk verzocht uitvoering te geven aan de uitspraak van de Beroepscommissie, zodat hun functies met terugwerkende kracht worden ingedeeld in schaal 22. Werknemers vorderen een verklaring voor recht dat Q-I gehouden is om de functies met teruwerkende kracht in te schalen in salarisschalen 22 en 23, en een veroordeling van Q-I tot betaling van achterstallig loon, te vermeerderen met de wettelijke verhoging, alsmede de buitengerechtelijke kosten.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werknemers hebben de vernietigingsbevoegdheid van de Beroepscommissie betwist. Het had op de weg van Q-I gelegen om in deze procedure een verklaring voor recht te vorderen dat de uitspraak buitengerechtelijk is vernietigd dan wel vernietiging van de uitspraak te vorderen. Dat is niet gebeurd, wat meebrengt dat niet aan de kantonrechter is voorgelegd of er grond is voor vernietiging van de uitspraak van de Beroepscommissie. Er wordt daarom bij de verdere beoordeling van uitgegaan dat de uitspraak van de Beroepscommissie geldt. Q-I beroept zich op de klachtplicht, maar doet dat in de onderhavige procedure voor het eerst. Een definitieve beslissing van Q-I over de indeling van werknemers is uitgebleven, omdat de bestreden indeling een voorlopige indeling betrof. Onder die omstandigheden kan werknemers niet worden verweten dat ze te laat hebben geklaagd. De Beroepscommissie heeft zich op verzoek van werknemers gebogen over de waardering en de indeling van de functie en daarbij niet alleen de door werknemers beklede functie bekeken, maar heeft ook naar de functie van Shiftleader Hot End gekeken. De kantonrechter deelt het standpunt van Q-I dat de beroepscommissie daarmee buiten haar bevoegdheid is getreden. De Beroepscommissie had moeten volstaan met het oordeel dat haar gevraagd was: is de functiebeschrijving correct? De kantonrechter oordeelt dat de Beroepscommissie in redelijkheid niet tot de uitspraak heeft kunnen komen dat de functies van Shiftleader Cold End en Shiftleader Hot End anders gewaardeerd en ingedeeld dienden te worden. Omdat de Beroepscommissie in redelijkheid niet tot de beslissing aangaande de inschaling heeft kunnen komen, liggen de loonvorderingen voor afwijzing gereed. De hoofdvordering en de daarmee verband houdende nevenvorderingen van werknemers worden afgewezen. Werknemers worden veroordeeld in de proceskosten.