Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/CITT B.V.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Dordrecht), 24 maart 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:3842
Kort geding. Werkgeefster moet gelet op oordeel bedrijfsarts loon betalen tot einddatum. Klachtplicht en wettelijke verhoging.

Feiten

Werknemer werkte bij CITT B.V. als internationaal chauffeur. Hij heeft zich op 18 december 2024 ziek gemeld en op diezelfde datum zijn arbeidsovereenkomst opgezegd. Hij eist nu dat CITT zijn loon vanaf november 2024 tot en met januari 2025 betaalt, met wettelijke verhogingen over al het loon dat vanaf april 2024 volgens hem te laat is betaald. Werknemer wil ook salarisspecificaties, een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten en dat CITT de proceskosten betaalt. CITT erkent dat de arbeidsovereenkomst formeel pas op 31 januari 2025 is geëindigd, maar zij vindt dat zij vanaf 18 december 2024 geen loon meer hoeft te betalen omdat werknemer vanaf die dag niet meer heeft gewerkt. Verder is er volgens CITT niets mis met de manier en het moment waarop zij het loon altijd betaalt, dus betwist zij de verschuldigdheid van enige wettelijke verhoging. 

Oordeel

Restant loon over november 2024, loon tot en met 31 januari 2025

CITT betwist niet dat werknemer alle uren heeft gewerkt waarvan hij betaling ‘in november’ eist. Voor die uren moet CITT het loon betalen. Dat betwist CITT ook niet, maar dat heeft zij niet gedaan. Daarom veroordeelt de kantonrechter CITT om dit alsnog te doen. Tot 18 december 2024 heeft werknemer gewoon gewerkt. Het aantal uur dat hij heeft opgegeven voor deze periode is door CITT niet betwist. Die uren moet CITT daarom ook betalen. Voor de periode vanaf 18 december 2024 geldt dat werknemer recht heeft op loon tijdens ziekte. Weliswaar betwist CITT dat werknemer echt ziek was, maar dat heeft zij onvoldoende onderbouwd. Werknemer heeft een schriftelijke verklaring van de bedrijfsarts in het geding gebracht. Daar tegenover heeft CITT tijdens de zitting verklaard dat die bedrijfsarts desgevraagd mondeling heeft verteld dat hij het eigenlijk een arbeidsconflict vond, maar dat hij gelet op zijn naderende pensioen zijn vingers hier niet aan wilde branden, omdat er ‘geheid gezeik van zou gaan komen’. Zonder een deskundigenoordeel is dat echter een onvoldoende onderbouwing tegenover de schriftelijke verklaring van de bedrijfsarts.

Wettelijke verhoging en proceskosten

CITT heeft voor de periode vanaf november 2024 tot eind januari 2025 (behalve het voorschot voor november) helemaal geen loon betaald aan werknemer, terwijl hij daar wel recht op had. Dat betekent dat werknemer aanspraak heeft op een verhoging wegens deze vertraging. Anders dan werknemer stelt, is het op grond van de wet en de Cao Beroepsgoederenvervoer wel toegestaan om het basisloon (functieloon) per maand te betalen en de overuren uiterlijk aan het eind van de volgende maand. Voor zover werknemer (ook) bedoelt dat het bedrag dat maandelijks aan functieloon is betaald te laag was en dat over het verschil met het juiste functieloon de wettelijke verhoging moet worden betaald, geldt dat dit de kantonrechter gelet op het voorgaande en zonder eerdere klacht van werknemer niet billijk voorkomt. De proceskosten komen voor rekening van CITT.