Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 20 maart 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:3659
Feiten
Ecclesia stelt werkneemster op 20 december 2024 op non-actief vanwege ernstige vermoedens dat zij niet alleen op de hoogte was van de overstap van Parlevliet & Van der Plas (PP) naar concurrent Anchor, maar hier ook actief aan heeft meegewerkt. Werkneemster zegt diezelfde dag haar arbeidsovereenkomst op tegen 1 februari 2025 en geeft aan binnen PP Groep verantwoordelijk te worden voor de coördinatie en het beheer van de assurantieportefeuille. Ecclesia vordert daarop in conventie een verbod voor werkneemster om voor 1 februari 2026 bij PP in dienst te treden of werkzaamheden voor PP te verrichten, op straffe van een dwangsom. Daarnaast vordert Ecclesia naleving van het relatie- en geheimhoudingsbeding, met dwangsommen en een boete van € 70.000 wegens zeven overtredingen van het geheimhoudingsbeding. Ook wordt werkneemster gesommeerd de inloggegevens van haar zakelijke telefoon te verstrekken. Werknemer vordert in voorwaardelijke reconventie schorsing van het relatiebeding en een niet nader geconcretiseerde vordering uit haar processtuk. Partijen voeren verweer tegen elkaars vorderingen, waarbij voor de beoordeling relevante standpunten in de verdere overwegingen aan bod komen.
Oordeel
Ecclesia heeft een spoedeisend belang bij handhaving van het relatiebeding, nu aannemelijk is dat een bodemrechter deze vordering zou toewijzen. Het beding is geldig en duidelijk: werkneemster mag tot 1 februari 2026 niet in dienst treden bij of werkzaamheden verrichten voor een onderneming die in het jaar voorafgaand aan haar vertrek klant of relatie van Ecclesia was. PP valt onmiskenbaar onder deze categorie. Het argument van werkneemster dat Ecclesia geen belang meer heeft bij handhaving van het beding omdat PP inmiddels is overgestapt, slaagt niet. Een dergelijke uitleg zou de werking van het beding uithollen en in de hand werken dat werknemers klanten actief laten overstappen. Werkneemsterr heeft bovendien onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij onbillijk wordt benadeeld door de werking van het relatiebeding, temeer daar zij zelf haar arbeidsovereenkomst heeft opgezegd en op de zitting aangaf dat zij voorlopig een pauze wil nemen. Gelet op de duidelijkheid en de duur van het beding, alsmede het zwaarwegend belang van Ecclesia, wordt de vordering tot naleving van het relatiebeding toegewezen, met een dwangsom tot een maximum van € 100.000. De reconventionele vordering tot schorsing van het beding wordt afgewezen. De vorderingen tot naleving van het geheimhoudingsbeding en het opleggen van een boete van € 70.000 wegens schending daarvan worden niet toegewezen. Werkneemster is reeds op grond van de arbeidsovereenkomst gehouden tot geheimhouding en Ecclesia heeft onvoldoende spoedeisend belang bij de onmiddellijke oplegging van de boete. Dit laat onverlet dat de bodemrechter zich hierover kan buigen en daarbij ook een eventueel beroep op matiging kan beoordelen. Ecclesia heeft wel een spoedeisend belang bij toegang tot de zakelijke telefoon van werkneemster in het kader van het onderzoek naar het vertrek van PP. Werkneemster wordt veroordeeld om binnen een week na het vonnis de inloggegevens van haar zakelijke telefoon aan Hoffmann Bedrijfsrecherche te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 2.500 per dag met een maximum van € 25.000. Daarbij mag werkneemster ervan uitgaan dat haar privégegevens niet worden ingezien, tenzij het zakelijke contacten betreft. Werkneemster wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van in totaal € 1.500,47, te vermeerderen met eventuele kosten voor betekening door de deurwaarder. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.