Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Jumbo Supermarkten B.V.
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 24 december 2024
ECLI:NL:RBDHA:2024:23372
Werkneemster niet-ontvankelijk in verzoek tot vernietiging ontslag op staande voet. Verzoek twee dagen na aflopen vervaltermijn ingediend. Ontvangsttheorie, artikel 3:37 lid 3 BW.

Feiten

Werkneemster is sinds 1 mei 2017 in dienst bij Jumbo Supermarkten B.V. (hierna: Jumbo) als medewerkster service. Op 24 april 2024 heeft Jumbo werkneemster op staande voet ontslagen. Kort gezegd stelt Jumbo dat er een ernstige en onherstelbare vertrouwensbreuk is ontstaan, omdat werkneemster onbetrouwbare informatie heeft verstrekt in het kader van haar re-integratie. Jumbo stelt dat uit onderzoek is gebleken dat werkneemster tijdens haar ziekteperiode elders werkzaamheden heeft verricht, terwijl zij daartoe bij Jumbo niet in staat was. Werkneemster verzoekt vernietiging van het ontslag op staande voet. Jumbo voert verweer en stelt dat het verzoek niet binnen de vervaltermijn is ingediend, zodat werkneemster niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

Oordeel

De kantonrechter is van oordeel dat werkneemster te laat is met het indienen van haar verzoek en overweegt daartoe als volgt. In de brief van 24 april 2024 en de begeleidende e-mail van gelijke datum staat dat Jumbo de arbeidsovereenkomst per 24 april 2024 beëindigt. Dit betekent dat volgens artikel 7:686a lid 4 onder a BW 25 april 2024 de eerste dag na de laatste werkdag is en dat dan de vervaltermijn aanvangt. De vervaltermijn loopt dan af aan het einde van de met die laatste werkdag (24 april 2024) overeenstemmende dag twee maanden later, in dit geval 24 juni 2024. Dat heeft tot gevolg dat werkneemster in dit geval twee dagen te laat is met het indienen van haar verzoek. Anders dan werkneemster stelt, heeft het ontslag op staande voet niet pas gelding op het moment dat de verklaring ter kennisname van de ontvanger is gekomen. Artikel 3:37 lid 3 BW houdt in dat een tot werkneemster gerichte verklaring, om haar werking te hebben, haar moet hebben bereikt. Met betrekking tot een schriftelijke verklaring geldt als uitgangspunt dat deze de geadresseerde heeft bereikt als deze is ontvangen. Niet noodzakelijk is dat werkneemster daadwerkelijk (inhoudelijk) van de verklaring kennis heeft genomen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat werkneemster niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoeken.