Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 27 maart 2025
ECLI:NL:RBLIM:2025:3286
Feiten
Werknemer was sinds 8 december 2017 in dienst bij Bender Detachering B.V., een detacheringsbureau. Hij werd geplaatst bij verschillende gemeenten, waar hij als jeugdconsulent werkte, waarvoor een SKJ-registratie vereist is. In mei 2022 tot oktober 2023 werkte hij bij de gemeente Veenendaal als kwaliteitsmedewerker, waarvoor geen registratie nodig was. Zijn SKJ-registratie is op 31 juli 2023 verlopen. In oktober 2023 tot januari 2024 was hij werkzaam bij de gemeente Renkum, en vanaf februari 2024 bij de gemeente Vaals als jeugdconsulent. Op 24 oktober 2024 werd werknemer door Bender op staande voet ontslagen vanwege het ontbreken van een geldige SKJ-registratie, wat Bender beschouwde als een ernstige schending van de arbeidsovereenkomst. Werknemer verzoekt de rechter om het ontslag op staande voet onterecht te verklaren en Bender te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding, transitievergoeding, gefixeerde vergoeding en een bonus. Hij stelt dat Bender al langer op de hoogte was van het verlopen van de registratie, waardoor niet aan het onverwijldheidsvereiste is voldaan. Bender betwist dit en stelt dat het ontslag terecht was vanwege het ontbreken van de benodigde registratie, wat een dringende reden voor ontslag zou vormen. Bender verzoekt op haar beurt om werknemer te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding. Ter onderbouwing van de verzochte vergoeding voert zij aan dat werknemer haar een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. Werknemer betoogt dat geen dringende reden aanwezig is, waardoor het tegenverzoek van Bender moet worden afgewezen.
Oordeel
De kantonrechter beoordeelt zowel het verzoek van werknemer als het tegenverzoek van Bender. Werknemer verzoekt onder meer om een verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, maar de rechter komt tot de conclusie dat Bender het ontslag terecht en onverwijld heeft gegeven. Werknemer stelt dat Bender al eerder op de hoogte was van het verlopen van zijn SKJ-registratie, maar de kantonrechter oordeelt dat werknemer dit niet heeft kunnen aantonen. Bender kreeg pas op 24 oktober 2024 kennis van het verlopen van de registratie en heeft werknemer vervolgens diezelfde dag ontslagen. De kantonrechter acht het ontslag op staande voet derhalve rechtsgeldig. Daarnaast verzoekt werknemer om een billijke vergoeding, een transitievergoeding en een gefixeerde schadevergoeding, maar deze verzoeken worden afgewezen. Omdat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is en er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van werknemer, is er geen grond voor een billijke vergoeding of transitievergoeding. Ook het verzoek om een gefixeerde schadevergoeding wordt afgewezen, aangezien er geen onregelmatige opzegging heeft plaatsgevonden. Werknemer heeft bovendien geen recht op de bonus, aangezien de arbeidsovereenkomst is geëindigd vóór de zevenjarige dienstperiode. Het tegenverzoek van Bender wordt eveneens beoordeeld. Bender vordert een gefixeerde schadevergoeding van werknemer, omdat deze door zijn handelen een dringende reden heeft gegeven voor ontslag. De kantonrechter volgt Bender in haar berekening van de vergoeding en veroordeelt werknemer tot betaling van € 9.998,15 bruto, met wettelijke rente vanaf 24 oktober 2024. De proceskosten komen voor rekening van werknemer, omdat hij overwegend ongelijk krijgt.