Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 9 april 2025
ECLI:NL:RBLIM:2025:3411
Feiten
Werknemer is op 4 februari 2008 bij (de rechtsvoorganger van) Gourmand Pastries NL B.V. (hierna: Gourmand) in dienst getreden. Hij is werkzaam in de functie van commercieel vertegenwoordiger. Op 21 februari 2022 hebben partijen een addendum op de arbeidsovereenkomst gesloten, waarin onder meer is opgenomen dat werknemer met ingang van 1 januari 2022 een vast maandelijks brutoloon ontvangt van € 4.410, dat de variabele beloning met ingang van diezelfde datum wordt gebaseerd op doelen die door de werkgever bepaald worden en – in artikel 3 van het addendum – dat per 1 januari 2023 een indexatie van het vaste maandelijkse loon wordt toegepast conform de sector van de industriële bakkerij. Gourmand heeft het salaris van werknemer met ingang van 1 januari 2023 verhoogd met 3,4% en met ingang van 1 januari 2024 met 4,5%. Werknemer stelt zich thans op het standpunt dat met de indexatie van het salaris uit artikel 3 van het addendum, partijen hebben afgesproken dat vanaf 1 januari 2023 de Cao voor de Industriële Bakkerij (hierna: de cao) wordt gevolgd voor wat betreft de indexatie van het loon. Daardoor dient Gourmand volgens werknemer elke cao-verhoging te volgen. Werknemer stelt dat Gourmand het loon op 1 januari 2023 en op 1 januari 2024 heeft geïndexeerd, maar dat Gourmand heeft nagelaten de cao-verhogingen toe te passen per 1 juli 2023 en 1 juli 2024. Daardoor is volgens werknemer sprake van achterstallig loon.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. De onduidelijkheid in artikel 3 van het addendum ligt allereerst bij het woord ‘per’; werknemer stelt dat hiermee ‘vanaf’ wordt bedoeld en Gourmand stelt dat hiermee ‘op’ wordt bedoeld. Verder is in geschil of artikel 3 van het addendum meebrengt dat niet alleen een indexatie van het loon dient te worden toegepast of dat ook alle volgende cao-loonsverhogingen dienen te worden gevolgd. In de onderhandelingen met werknemer heeft Gourmand werknemer op 23 december 2021 een eerste voorstel gedaan, waarin een verhoogd basisloon wordt vermeld van € 4.160 bruto per maand en waar het bewuste artikel 3 nog niet in is opgenomen. In reactie daarop heeft werknemer op 24 december 20243 laten weten dat hij nog een additionele verhoging wenste zodat hij uit zou komen op een totaalloon van € 5.000 netto per maand. In zijn reactie heeft werknemer niet gevraagd om het nieuwe salaris periodiek te indexeren of te verhogen. Het ging alleen om het aanpassen van het nieuwe basissalaris. Om aan de wensen van werknemer tegemoet te komen, heeft Gourmand vervolgens haar voorstel aangepast door het basisloon te verhogen naar € 4.410 bruto per maand en door opname van het bewuste artikel 3 in het addendum. Op het moment van het opmaken van het addendum was al bekend dat het indexatiepercentage voor 2023 in de cao, ingaande op 1 maart 2023, 3,4% zou zijn. Met deze aanvullende verhoging komt werknemer vanaf 1 januari 2023 uit op het door hem gewenste salaris van € 5.000 netto. Gourmand heeft het salaris op 1 januari 2024 opnieuw verhoogd, ditmaal met 4,5%. Dat is het percentage dat in de cao is overeengekomen voor de loonsverhoging op die datum. Daaruit kan volgens Gourmand evenwel niet worden opgemaakt dat zij zich heeft willen binden aan de cao-verhogingen. Zij heeft bij de onderhandelingen over het addendum toegezegd de koopkrachtontwikkeling in de gaten te houden en daarin aanleiding gezien om met ingang van 1 januari 2024 het salaris te verhogen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft werknemer gezegd dat bij de onderhandelingen niet bekend was dat volgens de nieuwe cao het loon binnen korte termijn drie keer verhoogd zou worden en dat dit voor hem als een verrassing kwam. Daarmee is duidelijk dat partijen het niet hebben gehad over verdere salarisstijgingen die voortvloeien uit de cao of over de gehoudenheid van Gourmand om deze toe te passen. Uit het voorgaande volgt dat niet gebleken is dat partijen zijn overeengekomen wat werknemer stelt. De vorderingen van werknemer worden daarom afgewezen.