Rechtspraak
Feiten
Werknemer is op 1 december 2011 in dienst getreden van werkgever (een eenmanszaak) in de functie van makelaar. De arbeidsovereenkomst bevat een concurrentie- en relatiebeding, beide met een boeteclausule. Met toestemming van het UWV is de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen geëindigd op 30 november 2023. Op 1 december 2023 heeft werknemer een eigen makelaarskantoor opgericht. In juni en juli 2023 heeft werknemer namens werkgever werkzaamheden verricht voor een object, waarvan de verkoop echter niet doorging. In mei 2024 is werkgever erachtergekomen dat werknemer op de website van zijn eigen onderneming het desbetreffende object alsnog te koop aanbiedt. Werkgever beroept zich op het concurrentiebeding en sommeert werknemer tot betaling van een boete. In juni 2024 verzoekt werkgever aan werknemer om informatie te verstrekken over een ander object. Werkgever vordert in conventie onder meer een verklaring voor recht dat werknemer het concurrentie- en relatiebeding heeft overtreden en vordert een boete van € 48.500. Werknemer vordert in reconventie onder meer vernietiging van het concurrentie- en relatiebeding en daarnaast voorwaardelijk om werkgever te veroordelen tot betaling van een vergoeding van € 13.000.
Oordeel
Slaagt vordering in reconventie tot vernietiging relatie- en concurrentiebeding?
Werknemer stelt dat het relatiebeding onduidelijk is geformuleerd door het gebruik van de woorden “en of”. Volgens hem is het daardoor onduidelijk of het gaat om cumulatieve of alternatieve voorwaarden. De kantonrechter is van oordeel dat er op dit punt geen sprake is van onduidelijkheid. Het is duidelijk (genoeg) dat het benaderen van relaties verboden is en dat daarnaast ook het zaken doen/contacten onderhouden met die relaties afzonderlijk verboden is. Van cumulatieve voorwaarden is geen sprake. Werknemer voert verder aan dat zowel het concurrentie- als het relatiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigd dient te worden op grond van artikel 7:653 lid 3 BW (zwaarwegende bedrijfsbelangen). De kantonrechter is van oordeel dat het beroep op 7:653 lid 3 BW niet slaagt. Vast staat dat werkgever de arbeidsovereenkomst met werknemer heeft opgezegd wegens bedrijfseconomische redenen omdat het financieel niet goed ging met zijn onderneming. Werknemer stelt verder dat hij in verhouding tot het te beschermen belang van werkgever, onbillijk wordt benadeeld door de bedingen. Ook op deze bepaling doet werknemer tevergeefs een beroep. Het te beschermen belang van werkgever is naar het oordeel van de kantonrechter aanzienlijk. Werknemer heeft in de loop der jaren onder de vlag van werkgever contacten gelegd/relaties onderhouden in de regio Maastricht en omstreken. Werkgever heeft na het vertrek van werknemer en door de (onbetwist) slechte financiële situatie juist een groot belang bij handhaving van de in het relatie- en het concurrentiebeding vastgelegde verboden. Die bedingen zijn bovendien niet zo beperkend als werknemer wil doen voorkomen. De vordering tot vernietiging van het concurrentie- en relatiebeding wordt afgewezen.
Schending van het concurrentie- en relatiebeding?
De kantonrechter komt op grond van de gestelde feiten en omstandigheden tot het oordeel dat werknemer bij beide objecten het concurrentie- en relatiebeding heeft geschonden. De door werknemer gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen. Werknemer wordt veroordeeld tot betaling van een boete van € 25.000.