Rechtspraak
Feiten
Bedrijf X houdt zich bezig met onder meer begeleid vervoer, ambulante begeleiding, beveiligingswerkzaamheden, slaap- en waakdiensten, toegangscontroles, receptiewerkzaamheden en gastheerschap. Een van de opdrachtgevers is Elker Jeugdzorg Plus met woongroepen op verschillende adressen in Groningen. Werker Z heeft een eenmanszaak in particuliere beveiliging onder de naam bedrijf Z, die in 2019 is ingeschreven in het handelsregister. Op zijn website staan diverse activiteiten, zoals zorgbeveiliging, straatcoach, vervoersbeveiliging en surveillance. Bij de uitvoering van opdrachten heeft bedrijf X af en toe ondersteuning nodig. Met het oog daarop is op 29 april 2022 de samenwerkingsovereenkomst gesloten met Z, van wiens diensten bedrijf X ook daarvoor al gebruikmaakte. In de als opdracht betitelde overeenkomst staat dat die is gebaseerd op de ‘algemene modelovereenkomst/geen werkgeversgezag’ die de Belastingdienst op 29 februari 2016 heeft beoordeeld. Z is vrij zich te laten vervangen. De looptijd van de overeenkomst is één jaar, met stilzwijgende verlenging van steeds een jaar. Artikel 80 van de overeenkomst verplicht Z ertoe zich tijdens de looptijd en 12 maanden erna te onthouden van het doen van prijsopgaves aan de klant voor vervanging, uitbreiding of wijziging van diensten die bedrijf X met de klant is overeengekomen. Als Z zonder instemming van bedrijf X een overeenkomst sluit met de klant voor het uitvoeren van werk, verbeurt Z op grond van artikel 81 een boete van € 500 per dag dat die overeenkomst duurt. Z heeft voor bedrijf X werkzaamheden verricht bij Elker Jeugdzorg Plus en Veldzicht in Balkbrug. Op 10 mei 2022 meldde hij bedrijf X dat hij niet in staat was om te werken en geen vervanging had. Begin juni 2022 heeft Z bedrijf X bericht dat hij geen opdrachten kan aanvaarden wegens ziekte. Hervatting van de werkzaamheden voor bedrijf X heeft niet plaatsgevonden. De teamleider van Elker Jeugdzorg Plus heeft aangegeven dat Z van eind september 2022 tot half februari 2023 voor die instelling ‘een-op-eendiensten’ heeft verricht. Bedrijf X vordert € 25.000 omdat Z gedurende ten minste 50 dagen het klantenbeding heeft geschonden. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen omdat hij de overeenkomst aanmerkt als een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en het klantenbeding als een ongeldig concurrentiebeding. Bedrijf X komt in hoger beroep met vier grieven op tegen onder meer de kwalificatie van de overeenkomst als arbeidsovereenkomst en de afwijzing van het beroep op het klantenbeding.
Oordeel
Kwalificatie overeenkomst
Het hof kwalificeert de verhouding tussen bedrijf X en Z niet als een arbeidsovereenkomst. Daarbij hecht het hof vooral belang aan de wijze waarop voor de beloning wordt gefactureerd (uurvergoeding met btw) en de duidelijke afspraak daarover in de samenwerkingsovereenkomst, terwijl het ging om kortdurende opdrachten bij derden waarop Z vaak ook ‘eigen mensen’ kon inzetten. Voor het soort werk had en zocht Z ook zelf opdrachtgevers in het kader van zijn eigen onderneming. Daar komt bij dat niet is gebleken dat bedrijf X betalingsverplichtingen had tijdens ziekte of vakantie van Z. Ook is niet gebleken van instructiebevoegdheden van bedrijf X nadat Z een ‘dienst’ bij derden had geaccepteerd.
Klantenbeding
Gelet op het voorgaande kan het beroep van bedrijf X op het klantenbeding niet worden afgedaan op de wijze waarop de kantonrechter dat heeft gedaan, te weten als ongeldig concurrentiebeding bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Het hof komt echter om een andere reden tot afwijzing van het beroep op dit beding, dat door bedrijf X is opgesteld. Artikel 80 verbiedt het doen van prijsopgaves en offertes aan klanten van bedrijf X, maar niet het werken voor een klant. Artikel 81 stelt een boete op het aangaan van een overeenkomst, maar niet op het feitelijk werken. Bedrijf X heeft ook niets aangevoerd waaruit volgt dat partijen daarmee iets anders hebben bedoeld dan er staat. Omdat bedrijf X de bedingen heeft opgesteld, komen onduidelijkheden erin voor rekening van bedrijf X. Daarmee ontbreekt een contractuele grondslag voor de gevorderde boete. Hierbij komt nog dat bedrijf X Z verwijt dat hij werkzaamheden is gaan verrichten bij zijn klant Elker Jeugdzorg Plus, terwijl bedrijf X die klant zelf op 11 oktober 2022 heeft laten weten niet meer tevreden te zijn met de opdrachten en op 19 oktober 2022 definitief de relatie verbrak. Daardoor heeft bedrijf X vanaf die datum ook geen rechtens te respecteren belang meer bij beperkende bedingen met betrekking tot deze voormalige klant.