Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Werknemer is meermalen ten gevolge van arbeidsongeschikt wegens ziekte uitgevallen. De oorzaak hiervan zijn blessures die werknemer in zijn privétijd heeft opgelopen door deelname aan zaalvoetbal. Op grond van de cao heeft werknemer recht op een suppletie tot 100% van het nettoloon. Deze suppletie is afhankelijk gesteld van een aantal voorwaarden. Een daarvan is dat de ziekte niet door schuld of toedoen van de werknemer is veroorzaakt.

Het hof heeft de loonvordering van werknemer toegewezen voor alleen het basisloon (70%), overwegende dat werknemer een verwijt valt te maken voor het ontstaan van ziekte in de zin van de cao en derhalve niet in aanmerking komt voor de suppletie.

Het eerste middel richt zich tegen deze overweging en betoogt dat het hof ten onrechte voor uitsluiting van de suppletie van art. 12 A CAO een andere maatstaf van toepassing acht dan enkel opzet, als neergelegd in art. 7:629 lid 3, onder a. Deze klacht faalt. Dat laatstgenoemde wetsbepaling de werknemer het recht op doorbetaling van het in art. 7:629 lid 1 bedoelde gedeelte van zijn loon bij arbeidsongeschiktheid ontzegt ingeval de ziekte door zijn opzet is veroorzaakt, belet niet dat werkgever en werknemer, dan wel CAO-partijen, het verlies van het recht op een bovenwettelijke, contractuele suppletie op de wettelijk gewaarborgde minimumuitkering verbinden aan ook andere gedragingen van de werknemer dan die als opzet op het ontstaan van de ziekte zijn aan te merken. Dat de in de CAO overeengekomen grond voor het vervallen van de aanspraak op suppletie in strijd komt met enig rechtsbeginsel dat in arbeidsverhoudingen in acht behoort te worden genomen, valt niet in te zien en is door [eiser] ook niet aan zijn vordering ten grondslag gelegd. Voor zover het middel betoogt dat een andere dan de daarin verdedigde opvatting in strijd komt met het maatschappelijk aanvaarde en in het recht verankerde beginsel van het ‘risque social’ - het bestaan van een dergelijke rechtsbeginsel daargelaten - miskent het dat de omstandigheid dat art. 7:629 zich niet beperkt tot de risico's van beroepsziekten en -ongevallen niet eraan in de weg staat dat, zoals hier geschied is, de aanspraak op een bovenwettelijke aanvulling contractueel aldus wordt beperkt dat arbeidsongeschiktheid, veroorzaakt door buiten de werksfeer liggende gedragingen of activiteiten van de werknemer, die aanspraak doet vervallen.

Het tweede middel bestrijdt 's hofs oordeel dat de arbeidsongeschiktheid van werknemer door zijn eigen schuld of toedoen is veroorzaakt. Volgens werknemer vereist “schuld of toedoen” enige vorm van opzettelijkheid. De Hoge Raad overweegt dat voor het antwoord op de vraag wat “schuld of toedoen” inhoudt, de cao-norm geldt. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de CAO gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden (HR 11 april 2003, nr. C01/248, NJ 2003, 430). Mede gelet op het gebruik elders in de CAO van de term ‘opzet’ - zoals in art. 5 lid 4, onder b, en 19 A, onder a - en de gangbare betekenis van de woorden ‘schuld’ en ‘toedoen’, is 's hofs uitleg juist. Het oordeel van het hof dat de keuze van werknemer om met (zaal)voetbal door te gaan, hoewel hij wist dat deze sport in zijn geval een groter risico dan normaal op arbeidsuitval meebracht, en deze arbeidsuitval ook al bij herhaling daardoor had plaatsgevonden, en in weerwil van de herhaalde verzoeken van werkgever aan hem met (zaal)voetbal te stoppen, meebrengt dat de opnieuw als gevolg van sportblessures opgetreden arbeidsongeschiktheid aan zijn schuld of toedoen te wijten is geweest, is onjuist noch onbegrijpelijk.

  • Wetsartikelen: 7:629 BW en WCAO
  • Onderwerpen: Loondoorbetaling (7:629 BW) en Uitleg
  • Trefwoorden: Contractuele beperking van aanvulling op wettelijke minimumuitkering bij arbeidsongeschiktheid, In verband met buiten de werksfeer liggende gedragingen of activiteiten van de werknemer, Zonder dat sprake is van opzet werknemer is niet in strijd met art. 7:629 BW en uitleg CAO