Rechtspraak
Rechtbank Den Haag, 6 april 2010
ECLI:NL:RBSGR:2010:BM0573
Hoger beroep tegen beschikking rechter-commissaris inzake het faillissement Inge Been- En Ondermode BV
De curator van Inge Been- En Ondermode heeft op 24 februari 2010 de rechter-commissaris (R-C) verzocht machtiging te verlenen de arbeidsovereenkomsten met drie werknemers op te zeggen en aan werkneemster een boedelvordering te voldoen van een vergoeding ad € 29.840 wegens kennelijk onredelijk ontslag. De R-C heeft de machtigingen verleend, maar de goedkeuring met betrekking tot de vergoeding uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag onthouden wegens strijdigheid met de wet. Werkneemster is tijdig tegen de beschikking van de R-C in beroep gekomen. Werkneemster heeft verzocht de beschikking van de R-C te vernietigen omdat de opzegging van haar arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk is.
De rechtbank oordeelt als volgt. De Hoge Raad heeft in het Van Gelder Papier-arrest (HR 12 januari 1990, NJ 1990, 662) voorop gesteld dat de regeling van artikel 40 Fw een afweging inhoudt tussen de belangen van de boedel en die van de werknemer, maar dat deze regeling niet uitsluit dat onder bijzondere omstandigheden een overeenkomstig dit artikel door de curator gegeven ontslag als kennelijk onredelijk kan worden aangemerkt in de zin van (nu) artikel 7:681 BW. De rechtbank is van oordeel dat er in het onderhavige geval sprake is van zulke bijzondere omstandigheden waardoor het gegeven ontslag als kennelijk onredelijk moet worden aangemerkt. Werkneemster is 60 jaar en heeft ruim 21 jaar voor Inge Been- en Ondermode gewerkt. Daarbij komt dat de eigen aangifte van het faillissement vooral is bedoeld om ontslagvergoedingen te omzeilen.
Volgt vernietiging machtiging R-C.