Rechtspraak
Zentralbetriebsrat der Landeskrankenhäuser Tirols/Land TirolHof van Justitie van de Europese Unie, 22 april 2010
Zentralbetriebsrat der Landeskrankenhäuser Tirols/Land Tirol
De Zentralbetriebsrat der Landeskrankenhäuser Tirols (ondernemingsraad van de ziekenhuizen van het Land Tirol) heeft een geding aangespannen tegen het Land Tirol inzake enkele bepalingen van het Tiroler Landes‑Vertragsbedienstetengesetz (wet betreffende arbeidscontractanten van het Land Tirol, hierna: 'L-VBG') betreffende arbeidscontractanten die slechts incidenteel worden tewerkgesteld, werken in deeltijd of met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, of ouderschapsverlof opnemen. Het geschil spitst zich in het bijzonder toe op de vraag of ongerechtvaardigd onderscheid wordt gemaakt met betrekking tot arbeidsvoorwaarden voor deeltijders en arbeidscontractanten voor bepaalde tijd.
1 Is het verenigbaar met clausule 4, punt 1, van de kaderovereenkomst inzake deeltijdarbeid dat werknemers/werkneemsters die in een privaatrechtelijke dienstbetrekking staan tot een territoriaal lichaam of een openbaar bedrijf en die minder dan 12 uur per week (30% van de normale arbeidstijd) werken, bij vergelijkbare voltijdwerkers ten achter worden gesteld wat betreft bezoldiging, inschaling, inaanmerkingneming van voorafgaande diensttijd, recht op vakantie, bijzondere betalingen, overwerktoeslagen, enzovoort?
2 Moet het in clausule 4, punt 2, van deze kaderovereenkomst neergelegde 'pro rata temporis'-beginsel aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale wettelijke bepaling als § 55 lid 5 L-VBG, op grond waarvan bij wijziging van de omvang van de tewerkstelling van een werknemer, de omvang van de nog niet opgenomen vakantie naar evenredigheid moet worden aangepast aan de nieuwe arbeidstijd, zodat voor een werknemer die de omvang van zijn tewerkstelling terugbrengt van voltijds naar deeltijds, het recht op vakantie dat hij had verworven in de tijd dat hij voltijds werkte, wordt gereduceerd, respectievelijk dat hij deze vakantie slechts met een lager vakantiegeld kan genieten?
3 Is een nationale bepaling als § 1 lid [2] sub m L-VBG, op grond waarvan werknemers/werkneemsters die voor een bepaalde tijd van maximaal zes maanden, dan wel slechts incidenteel te werk worden gesteld, wat betreft bezoldiging, inschaling, inaanmerkingneming van voorafgaande diensttijd, recht op vakantie, bijzondere betalingen, overwerktoeslagen, enzovoort, ten achter worden gesteld bij vergelijkbare werknemers met een vaste aanstelling, in strijd met clausule 4 van de raamovereenkomst [inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd]?
4 Is er sprake van indirecte discriminatie op grond van geslacht in de zin van artikel 14 lid 1 sub c richtlijn 2006/54 […], wanneer voor arbeidscontractanten die voor de wettelijk toegelaten duur van twee jaar een onbezoldigd ouderschapsverlof opnemen, het wettelijke recht op vakantie dat in het aan de geboorte voorafgaande jaar is verworven, na afloop van het ouderschapsverlof reeds is vervallen, en de overgrote meerderheid (97%) van de betrokken werknemers vrouw is?
Het Hof van Justitie EG oordeelt als volgt:
- Het relevante recht van de Unie, in het bijzonder clausule 4, punt 2 van de op 6 juni 1997 gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid, moet aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale bepaling als § 55 lid 5 Tiroler Landes-Vertragsbedienstetengesetz, op grond waarvan bij wijziging van de omvang van de tewerkstelling van een werknemer, de omvang van de nog niet opgenomen vakantie naar evenredigheid wordt aangepast aan de nieuwe arbeidstijd, zodat voor een werknemer die de omvang van zijn tewerkstelling terugbrengt van voltijds naar deeltijds, het recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon dat hij had verworven in de tijd dat hij voltijds werkte, maar dat hij niet heeft kunnen uitoefenen, wordt gereduceerd, respectievelijk dat hij deze vakantie slechts met een lager vakantiegeld kan genieten.
- Clausule 4 van de op 18 maart 1999 gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad, moet aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staat aan een nationale bepaling als § 1 lid 2 sub m Tiroler Landes-Vertragsbedienstetengesetz, die werknemers die voor een bepaalde tijd van maximaal zes maanden, dan wel slechts incidenteel worden tewerkgesteld, uitsluit van de werkingssfeer van deze wet.
- Clausule 2, punt 6 van de op 14 december 1995 gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 96/34/EG, moet aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staat aan een nationale bepaling als § 60 laatste volzin Tiroler Landes-Vertragsbedienstetengesetz, op grond waarvan werknemers die hun recht op een ouderschapsverlof van twee jaar uitoefenen, na afloop van dit verlof het recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon dat zij hebben verworven in het aan de geboorte van hun kind voorafgaande jaar, verliezen.