Naar boven ↑

Rechtspraak

FNV/Staat
Rechtbank Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 27 oktober 2010
ECLI:NL:RBSGR:2010:BO3551

FNV/Staat

Tariefbepaling voor zzp'ers in cao, valt niet onder de cao-exceptie van artikel 6 Mededingingswet

In 2006/2007 hebben FNV en de Nederlandse toonkunstenaarsbond (Ntb) enerzijds en de Vereniging van Stichtingen Remplaçanten Nederlandse Orkesten (VSR) anderzijds de CAO Remplaçanten Nederlandse Orkesten (hierna de Remplaçanten-cao) afgesloten. In deze cao staat een minimumtariefbepaling voor zelfstandige remplaçanten opgenomen. De Nederlandse Mededingingsautoriteit (Nma) heeft onderzoek verricht naar de toepasselijkheid van het verbod van mededingingsbeperkende bepalingen op cao-tariefafspraken die (mede) gelden voor zelfstandigen. Volgens haar is sprake van strijdigheid met mededingingswetgeving. De FNV vordert thans een verklaring voor recht dat het mededingingsrecht (artikel 6 Mededingingswet jo. artikel 81 EG-Verdrag) zich (in gevallen als hier aan de orde) niet verzet tegen een cao-bepaling die de werkgever ertoe verplicht tegenover zelfstandigen zonder personeel bepaalde (minimum)tarieven in acht te nemen.

De rechtbank oordeelt als volgt. Onderwerp van geschil is de reikwijdte van de in de Europese rechtspraak ontwikkelde uitzondering op het verbod van artikel 81 lid 1 EG-Verdrag (thans artikel 101 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie), hierna: de cao-exceptie. De centrale vraag die partijen verdeeld houdt is of een cao-bepaling, die opdrachtgevers verplicht om minimumtarieven te betalen aan zelfstandigen, onder de cao-exceptie valt. Het Hof van Justitie heeft in de arresten van 21 september 1999, Albany, Brentjes en Drijvende Bokken, de cao-exceptie vorm gegeven. Uit deze arresten volgt dat een overeenkomst vanwege haar aard en doel onder de cao-exceptie en derhalve buiten de werkingssfeer van artikel 81 lid 1 EG-Verdrag valt, indien de overeenkomst aan twee voorwaarden voldoet, te weten: (a) de overeenkomst is een uit de sociale dialoog voortgekomen overeenkomst, gesloten in de vorm van een collectieve overeenkomst en is het resultaat van collectieve onderhandelingen tussen werkgevers- en werknemersorganisaties (aard), en (b) de overeenkomst draagt rechtstreeks bij aan de verbetering van arbeidsvoorwaarden van werknemers (doel). De rechtbank concludeert dat de cao-exceptie niet van toepassing is op cao-tariefbepalingen voor zelfstandigen, nu niet wordt voldaan aan de tweede van de als cumulatief te beschouwen voorwaarden voor de cao-exceptie, te weten dat de bepaling rechtstreeks bijdraagt aan de verbetering van arbeidsvoorwaarden van werknemers. De tariefbepaling van zzp'ers draagt immers niet direct (hooguit indirect) bij aan betere arbeidsvoorwaarden voor werknemers. Dit zo zijnde, kan de rechtbank in het midden laten of tevens is voldaan aan de eerste voorwaarde voor de cao-exceptie, te weten of sprake is van een bepaling die is voortgekomen uit de sociale dialoog en is afgesloten als collectieve overeenkomst tussen werkgevers- en werknemersorganisaties.

  • Wetsartikelen: 101 EU, 81 EG, 6 Mededingingswet en Bijlage 5 Remplaçanten-cao
  • Onderwerpen: Overige
  • Trefwoorden: zelfstandige zonder personeel, tariefbepaling, Mededingingswet, kartelverbod en cao-exceptie