Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting R.K. Zorgcentrum Roomburgh/werknemer
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 8 maart 2011
ECLI:NL:GHSGR:2011:BP7823

Stichting R.K. Zorgcentrum Roomburgh/werknemer

Ontslag op staande voet wegens werkweigering bestaande uit niet verrichten passende arbeid nietig. Geen sprake van een redelijke opdracht. Een 629a-verklaring is niet vereist in kort geding

Werknemer (61 jaar) is in 1991 bij Roomburgh in dienst getreden in de functie van kok. Vanaf 2001 is werknemer de functie teamleider voedingsdienst gaan bekleden. Op 11 augustus 2008 heeft werknemer zich arbeidsongeschikt gemeld. In april 2009 heeft Roomburgh de functie van werknemer eenzijdig gewijzigd in dat van kok. Werknemer heeft zich tegen deze wijziging verzet. Het UWV heeft Roomburgh een loonsanctie opgelegd wegens onvoldoende re-integratie-inspanningen. Roomburgh heeft werknemer vervolgens opgeroepen om de functie van kok als passende werkzaamheden uit te oefenen. Werknemer heeft geen gehoor gegeven aan deze oproep. Roomburgh heeft werknemer vervolgens op staande voet ontslagen wegens werkweigering. De kantonrechter heeft de loonvorderingen van werknemer toegewezen.

Het hof oordeelt als volgt. Roomburgh heeft ter afwering van de vordering van werknemer allereerst aangevoerd dat werknemer niet ontvankelijk is in zijn (loon)vordering omdat hij geen verklaring als bedoeld in artikel 7:629a BW (second opinion) in het geding gebracht heeft, maar Roomburgh miskent dat een dergelijke verklaring bij een voorlopigevoorzieningenprocedure als hier aan de orde niet overgelegd behoeft te worden.

Het geven van ontslag op staande voet is een ultimum remedium dat eerst mag worden ingeroepen, alle omstandigheden van het geval afwegende, als met een andere (door de werkgever) op te leggen sanctie niet kan worden volstaan en niet van de werkgever kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met de werknemer nog langer te laten voortduren. In casu werd werknemer door Roomburgh uitgenodigd om zich op 1 september 2010 te melden en als kok aan het werk te gaan. Roomburgh vermeldt daarbij, wat volgens haar de sanctie zal zijn als werknemer niet op de uitnodiging zou ingaan en op 1 september niet op het werk zou verschijnen: 'Indien u niet verschijnt eist het UWV van Roomburgh dat de loonbetaling wordt opgeschort.' Tegen die achtergrond is niet goed te volgen dat Roomburgh – die volgens het UWV toch al in haar re-integratie-inspanningen jegens werknemer tekort schoot en om die reden een loondoorbetalingsverplichting van (maximaal) 52 weken opgelegd gekregen had – toen werknemer op 1 september 2010 inderdaad niet op het werk verscheen, niet is overgegaan tot stopzetting van de loondoorbetaling al dan niet vergezeld van een herhaalde oproep om op het werk te verschijnen en te praten over re-integratie, maar direct haar toevlucht heeft genomen tot een ontslag op staande voet. Los daarvan is voor werkweigering, als rechtsgeldige reden voor een ontslag op staande voet, vereist dat sprake is van het weigeren van een redelijke opdracht. Een en ander was naar het oordeel van het hof niet aan de orde nu werknemer werd opgeroepen voor het werk van kok en niet voor de overeengekomen functie van hoofd keuken. Het hof is van oordeel dat Roomburghs standpunt dat zij de functie van werknemer eenzijdig kon wijzigen feitelijke grondslag ontbeert.