Naar boven ↑

Rechtspraak

Ecostar/Erents
Rechtbank Noord-Nederland, 1 juni 2011

Ecostar/Erents

Voortzetting van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in onbepaalde tijd, ligt in de lijn der verwachtingen zodat het concurrentiebeding niet opnieuw schriftelijk behoeft te worden aangegaan. Geen sprake van zwaarder drukken

Erents is via een re-integratiebureau bij wijze van proef drie maanden bij Ecostar werkzaam geweest en aansluitend op 1 mei 2006 in dienst van Ecostar getreden in de functie van commercieel productadviseur op basis van een arbeidsovereenkomst van zes maanden. In deze arbeidsovereenkomst zijn een relatie- en concurrentiebeding en een geheimhoudingsbeding opgenomen. Deze eerste arbeidsovereenkomst is na ommekomst van zes maanden tweemaal verlengd waarna deze per 1 mei 2008 is omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Erents' functie is daarbij uitgebreid tot regiomanager. In deze arbeidsovereenkomst zijn de voornoemde bepalingen niet opgenomen, maar is het volgende bepaald: 'Deze arbeidsovereenkomst vormt een aanvulling op het bestaande contract voor wat betreft wijzigingen en/of uitbreidingen. Alle (sub)artikelen welke niet vermeld zijn in deze aanvulling blijven als zodanig gehandhaafd en zijn derhalve ook van toepassing op deze arbeidsovereenkomst.' Op 16 augustus 2010 heeft Erents zich ziek gemeld. Getracht is vervolgens de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen. Bij e-mailbericht van 15 november 2010 heeft Erents zich hersteld gemeld en de arbeidsovereenkomst met Ecostar met inachtneming van de opzegtermijn opgezegd. Ecostar heeft deze opzegging bevestigd, er daarbij op wijzende dat Erents volledig zal worden gehouden aan alle postcontractuele bedingen. Op 9 december 2010 is de eenmanszaak Biocom ingeschreven in de registers van de KvK. Biocom wordt gedreven door Erents. Ecostar heeft De Boer Detectivebureau Recherche : Beveiliging ingeschakeld om te laten onderzoeken of Erents zich bezighoudt met met Ecostar concurrerende werkzaamheden. Bij brief van 9 maart 2011 is Erents door Ecostar gesommeerd tot (onder meer) het staken en gestaakt houden van de bedrijfsactiviteiten van Biocom en tot betaling van verbeurde boetes uit hoofde van het concurrentiebeding.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Voor veroordeling tot een geldsom in kort geding is terughoudendheid op z'n plaats (HR 29 maart 1985, NJ 1986, 84 en HR 28 mei 2004, NJ 2004, 602). De vordering tot betaling van verbeurde boetes kan niet als spoedeisend worden aangemerkt, nu door Ecostar geen feiten of omstandigheden zijn gesteld die meebrengen dat toewijzing van deze vordering op grond van onverwijlde spoed is geboden. Allereerst stelt de kantonrechter de vraag aan de orde of het concurrentiebeding zijn werking heeft verloren, doordat het beding niet opnieuw schriftelijk is overeengekomen in de arbeidsovereenkomsten tot verlenging voor bepaalde tijd, omzetting in onbepaalde tijd en wijziging van functie. De kantonrechter is van oordeel dat een verlenging van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en omzetting in onbepaalde tijd – bij goed functioneren – in de lijn der verwachtingen ligt, zodat geen sprake is van zwaarder drukken (Hof Leeuwarden 22 februari 2011, LJN BQ0173). Het enkele feit dat de functie bij omzetting is gewijzigd is in het licht van de jurisprudentie van de Hoge Raad onvoldoende om het beding ongeldig te achten (HR 9 maart 1979, NJ 1979, 497). De uitbreiding van de functie lag naar het oordeel van de kantonrechter eveneens in de lijn der verwachtingen. Door Erents zijn onvoldoende (bijkomende) feiten gesteld op grond waarvan anders zou moeten worden geoordeeld. Ten slotte valt niet in te zien dat het beding door wijziging van rechtsvorm door Ecostar zwaarder is gaan drukken. Nu ook van schadeplichtigheid geen sprake is, betekent dit dat Ecostar haar rechten uit het concurrentiebeding geldend mag maken. De kantonrechter is voorts van oordeel dat Erents in verhouding tot het belang van Ecostar niet onbillijk wordt benadeeld door het concurrentiebeding. Desalniettemin ziet de kantonrechter aanleiding om het concurrentiebeding qua geldigheidsduur te beperken tot één jaar. Daarbij overweegt de kantonrechter dat de opgedane kennis na verloop van tijd niet meer actueel zal zijn en daardoor zijn waarde zal verliezen. Volgt toewijzing van de vordering.