Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Enschede), 29 november 2016
ECLI:NL:RBOVE:2016:5284
werkneemster/Columbus Junior B.V.
Feiten
Werkneemster is op 10 augustus 2009 bij Kindercentrum Columbus Junior B.V. in dienst getreden in de functie van pedagogisch medewerker op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst, te weten tot 10 februari 2010, welke is verlengd tot 10 februari 2011 en vervolgens wederom tot 10 februari 2012. Daarna is de arbeidsovereenkomst stilzwijgend voortgezet. Op 27 oktober 2014 is Kindercentrum Columbus Junior B.V. in staat van faillissement verklaard. De curator heeft op 27 oktober 2014 de werknemers ontslag aangezegd, welke ontslag schriftelijk is bevestigd. Columbus, onderdeel van ‘4Kids’, heeft, na voorbereidingen daartoe middels een zogenoemde pre-pack, in welk verband een zogenoemde stille bewindvoerder is benoemd, de activa en (behoudens het op dat moment langdurig arbeidsongeschikte personeel) het personeel overgenomen. Werkneemster is met ingang van 1 november 2014 in dienst getreden van Columbus op basis van een arbeidsovereenkomst van 1 november 2014 tot 1 mei 2015. Deze arbeidsovereenkomst is verlengd van 1 mei 2015 tot 1 februari 2016. Vervolgens is deze arbeidsovereenkomst verlengd van 1 februari 2016 tot en met 30 september 2016. Werkneemster is sinds 19 oktober 2015 arbeidsongeschikt wegens ziekte. Tussen partijen is primair in geding of de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd op 30 september 2016 dan wel of, op grond van de ketenregeling van artikel 7:668a BW, sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Daarbij verschillen partijen van mening of de vraag of sprake is van ‘opvolgend werkgeverschap’ als bedoeld in artikel 7:668a lid 2 BW beantwoord dient te worden aan de hand van het ‘zodanige banden-criterium’ zoals dat onder oud recht door de Hoge Raad is geformuleerd, dan wel op grond van de wettekst zoals die luidt sinds de invoering van de WWZ en waarbij de eis van ‘zodanige banden’ als voorwaarde voor opvolgend werkgeverschap niet langer wordt gesteld.
Oordeel
Naar voorlopig oordeel van de kantonrechter wordt aan toepasselijkheid van artikel 7:668a BW niet toegekomen in deze zaak. Artikel 7:668a lid 1 BW is alleen dan van toepassing als zowel bij de vorige als de opvolgend werkgever sprake is van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. Die situatie lijkt zich naar voorlopig oordeel niet voor te doen. Immers, werkneemster is bij Kindercentrum Columbus Junior B.V., de vorige werkgever, op basis van drie arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in totaal meer dan 36 maanden werkzaam geweest, weshalve de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op grond van artikel 7:668a lid 1 (oud) BW op 10 augustus 2012 werd geconverteerd naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is door de curator opgezegd en na een korte tussenpoos (enkele dagen) opgevolgd door de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die werkneemster is aangegaan met Columbus. Op dergelijke situaties is artikel 7:667 lid 4 BW van toepassing. Nu de arbeidsovereenkomst van werkneemster bij Kindercentrum Columbus Junior B.V. door de curator rechtsgeldig is opgezegd, eindigde de door Columbus met werkneemster aangegane arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege door het verstrijken van de tijd waarvoor deze was aangegaan, te weten 30 september 2016. Voorafgaande opzegging was niet vereist, niet onder huidig en niet onder oud recht. De kantonrechter verwijst partijen ter informatie naar De Parlementaire Geschiedenis Wet werk en Zekerheid (prof. mr. G.C. Boot e.a., Den Haag: Bju 2015, p. 355). Nu artikel 7:667 lid 4 BW geen onderdeel van het partijdebat heeft uitgemaakt en de kantonrechter een ‘verrassingsuitspraak’ ter zake wenst te voorkomen, zullen beide partijen in de gelegenheid worden gesteld zich over de voorlopige zienswijze van de kantonrechter uit te laten.