Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Overijssel (Locatie Enschede), 11 april 2019
ECLI:NL:RBOVE:2019:1471

werknemer/werkgever

Afwijzing verzoek van werknemer tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder de voorwaarde van een transitievergoeding. Het slapend houden van de arbeidsovereenkomst door de werkgever getuigt niet van slecht werkgeverschap.

Feiten

Werknemer is op 22 april 1996 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger) van werkgever, laatstelijk in de functie van taxichauffeur, met een salaris van € 2.337,07 bruto per maand (excl.). Werknemer is op 19 oktober 2016 arbeidsongeschikt geworden. Werknemer is per 17 oktober 2018 een volledige IVA-uitkering toegekend. Werknemer verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden onder de voorwaarde dat hem een transitievergoeding van € 41.225,99 wordt toegekend. Volgens werknemer is er sprake van een verstoorde arbeidsverhouding als gevolg van de houding en het (niet) handelen van werkgever. Werkgever heeft feitelijk zelf het initiatief genomen om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden door het voorleggen van een vaststellingsovereenkomst, die werknemer niet heeft ondertekend omdat hierin niet de hem wettelijk toekomende transitievergoeding was opgenomen. Werknemer stelt dat werkgever verwijtbaar nalatig is, door het tussen partijen bestaande dienstverband slapend te houden. Werkgever verzet zich niet tegen de ontbinding, maar wel tegen de toekenning van enig bedrag aan transitievergoeding.

Oordeel

Op basis van artikel 7:673 lid 1 aanhef en sub b onder 2 BW heeft een werknemer aanspraak op een transitievergoeding, wanneer de arbeidsovereenkomst als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever op verzoek van de werknemer is ontbonden en deze arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd. Met betrekking tot het eerste vereiste heeft werknemer ter mondelinge behandeling aangevoerd dat er van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de zijde van werkgever geen sprake is en hij hier bewust geen beroep op heeft gedaan. Het gevolg hiervan is dat aan het tweede vereiste niet is voldaan. Op basis van artikel 7:673 lid 1 aanhef en sub b onder 2 BW komt werknemer dan geen aanspraak op een transitievergoeding toe. Het artikel is immers niet van toepassing. Een beroep op de eisen van de redelijkheid en billijkheid kan hierin geen verandering brengen. Het kan niet bewerkstelligen dat een artikel dat niet van toepassing is, wel van toepassing wordt. De kantonrechter begrijpt de stelling van werknemer echter aldus dat het niet opzeggen van de arbeidsovereenkomst en het onnodig slapend houden van de arbeidsovereenkomst door werkgever onder de huidige omstandigheden in strijd is met de eisen van de redelijkheid en billijkheid. Los van het feit dat dit niet tot toewijzing van het verzoek van werknemer zoals thans ingeleid kan leiden – ‘ontbinding van de arbeidsovereenkomst met toekenning van een transitievergoeding op grond van artikel 7:673 lid 1 sub b BW’ – ziet de kantonrechter aanleiding hierover te oordelen als volgt. Het behoort tot de keuzevrijheid/beleidsvrijheid van een werkgever om een arbeidsovereenkomst met een werknemer die meer dan twee jaar arbeidsongeschikt is door opzegging te beëindigen. Er bestaat daartoe ook geen wettelijke verplichting. De invoering van de Wet compensatie transitievergoeding maakt dat niet anders. Die wet legt evenmin een verplichting op de werkgever om een slapend dienstverband te beëindigen. Een werkgever moet zeer aanzienlijke bedragen aan uitgekeerde transitievergoedingen voorfinancieren zonder dat vaststaat wat de termijn is waarbinnen hij daarvoor geheel of gedeeltelijk via het UWV wordt gecompenseerd. Tegen die achtergrond kan thans niet gezegd worden dat werkgever geen rechtens te respecteren belang heeft om vóór inwerkingtreding van de Wet compensatie transitievergoeding slapende dienstverbanden als de onderhavige niet te willen beëindigen. Uit het bovenstaande volgt dat het verzoek van werknemer om hem, ondanks zijn eigen initiatief om ontbinding te verzoeken, een transitievergoeding toe te kennen, dient te worden afgewezen. Nu aan de voorwaarde die werknemer aan zijn verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft gesteld, niet is voldaan, komt de kantonrechter aan de behandeling van het verzoek tot ontbinding niet toe.