Naar boven ↑

Rechtspraak

Het privégebruik van de leaseauto door appellante maakt (onder oud recht) geen deel uit van de berekening van het maatmaninkomen. Onder de per 1 januari 2013 in werking getreden Wet uniformering loonbegrip is dit wel het geval, maar deze wet heeft geen terugwerkende kracht.

Appellante meldt zich op 16 september 2010 ziek in verband met psychische klachten. Bij besluit van 13 september 2013 stelt UWV vast dat voor appellante per die datum het recht op een WIA-uitkering voor appellante ontstaat. Het arbeidsongeschiktheidspercentage wordt daarbij vastgesteld op 78,74 procent. Het bezwaar tegen dit besluit wordt door UWV bij besluit van 14 maart 2014 ongegrond verklaard (bestreden besluit). UWV verwijst in dat besluit naar het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, waarin de mate van arbeidsongeschiktheid is berekend op 74,48 procent. De rechtbank verklaart het door appellante ingesteld beroep gegrond. De rechtbank is daarbij van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en dat er geen reden is om aan te nemen dat de mogelijkheden en beperkingen van appellante op onjuiste wijze in de Functionele Mogelijkhedenlijst (hierna: FML) zijn neergelegd. De rechtbank is voorts van oordeel dat voldoende is toegelicht dat de auto van de zaak en de eindejaarsuitkering bij de vaststelling van het maatmaninkomen zijn meegenomen. Ten slotte overweegt de rechtbank dat de verlaging van het arbeidsongeschiktheidspercentage niet meebrengt dat sprake is van strijd met het verbod van reformatio in peius. In hoger beroep voert appellante aan dat zij volledig arbeidsongeschikt is. Daartoe verwijst zij naar een rapport van haar psychiater. Voorts stelt zij dat in strijd gehandeld is met het verbod van reformatio in peius, omdat zij meer zal moeten verdienen om voor een loonaanvullingsuitkering in aanmerking te komen. Ten slotte stelt zij zich op het standpunt dat het privégebruik van de leaseauto ten onrechte niet in het maatmaninkomen in meegenomen.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Ten aanzien van de belastbaarheid van appellante overweegt de Raad dat de rechtbank met juistheid heeft geoordeeld dat de FML op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Wat betreft het in hoger beroep overgelegde rapport van appellantes psychiater heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend uiteengezet dat de daarin genoemde diagnoses niet wezenlijk verschillen van waar UWV is uitgegaan en niet leiden tot meer beperkingen in de FML. Ten aanzien van het privégebruik van de leaseauto concludeert de Raad dat dat privégebruik ten tijde van het geding niet tot het maatmaninkomen hoorde. Onder de per 1 januari 2013 in werking getreden Wet uniformering loonbegrip is dit wel het geval, maar deze wet heeft geen terugwerkende kracht. Het standpunt van appellante dat sprake is van strijd met het verbod van reformatio in peius na bezwaar wordt niet gevolgd. Echter, in de bezwaarfase is het arbeidsongeschiktheidspercentage gewijzigd doordat dit in plaats van 78,74 op 74,48 is vastgesteld. Dit betekent, aldus nog steeds de Raad, dat voor appellante een hogere inkomenseis is gaan gelden. Dit betekent dat een wijziging van de rechtspositie van appellante heeft plaatsgevonden. Dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante in bezwaar op een lager percentage is vastgesteld dan bij het primaire besluit heeft weliswaar tot gevolg dat de rechtspositie van appellante ten gevolge van het maken van bezwaar is gewijzigd en dat het primaire besluit moet worden herroepen, maar deze herroeping berust niet op een aan UWV te wijten onrechtmatigheid, omdat UWV de belastbaarheid van appellante bij het primaire besluit niet heeft overschat. De Raad verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt de aangevallen uitspraak en het besluit dat daarmee in stand is gelaten. De Raad veroordeelt UWV in de proceskosten.