Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

In eerste aanleg heeft de kantonrechter de loonvordering van werknemer in het kader van een overgang van onderneming toegewezen. Daarbij heeft hij de hoogte van de vordering ambtshalve gematigd. Tegen deze matiging komt werknemer thans in hoger beroep.

Ten aanzien van de vraag of de rechtbank de loonvordering terecht heeft gematigd overweegt het hof het volgende. Bij herhaling heeft de Hoge Raad ten aanzien van de ambtshalve matigingsbevoegdheid van de rechter ex 6:248 lid 2 BW overwogen dat die bevoegdheid terughoudend moet worden gebruikt. Ook in hoger beroep dient dus beoordeeld te worden of het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de loonvordering in haar geheel wordt toegewezen. Gezien het feit dat werknemer ruim tien jaar in dienst was bij werkgever, werknemer duidelijk heeft geprotesteerd tegen de beƫindiging van het dienstverband en dat vanwege overgang van onderneming de werkgever verplicht is loon door te betalen, terwijl werkgever geen enkele juridische stappen heeft genomen om de omvang van de loonvordering te beperken, ziet het hof - anders dan de rechtbank - geen aanleiding tot matiging van de loonvordering. De wettelijke verhoging wordt wel gematigd (tot 10%). Volgt vernietiging van de uitspraak van de kantonrechter.