Rechtspraak
Werknemer (geboren in 1951) is op 15 november 1983 in dienst getreden bij de werkgever als hoofd administratie. In juni 2002 is werknemer getroffen door een herseninfarct. Sindsdien is werknemer wisselend arbeidsongeschikt geweest tot juni 2003. Vanaf die datum valt werknemer definitief uit. Na een moeizaam re-integratie-traject, heeft werkgever de arbeidsovereenkomst van werknemer met toestemming van de CWI in 2005 opgezegd zonder enige geldelijke vergoeding.
In eerste aanleg heeft de kantonrechter werkgever veroordeeld tot het betalen van € 75.000 schadevergoeding wegens kennelijke onredelijke opzegging gelegen in het feit dat werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld. De meest verstrekkende grief luidt dat de rechter geen rekening heeft gehouden met de WAO-uitkering en het feit dat een vergoeding volgens de Kantonrechtersformule niet hoger zal mogen zijn dan de te verwachten inkomstenderving tot aan de pensioengerechtigde leeftijd.
Het hof oordeelt dat de vergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag niet valt onder de Kantonrechtersformule, die overigens - zoals bekend mag verondersteld te zijn - aanbevelingen betreffen en niet bindend zijn. Volgt bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter.