Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Uit voornoemde brieven, in samenhang bezien met de brief van 7 juli 1998 van A. aan appellant en de daaropvolgende betaling van f. 6.000,- op 5 januari 1999, volgt dat aan appellant slechts een vergoeding van f. 6.000,- is toegewezen. Uit deze brieven volgt geenszins dat appellant recht heeft op betaling door de Stichting van een hogere vergoeding noch op een vergoeding ten aanzien van andere jaren of andere verrichtingen. Ook van schending van het gelijkheidsbeginsel is het hof niet gebleken. Aangezien de Stichting appellant het loon heeft betaald waarop hij conform de CAO recht had en appellant jegens de Stichting geen aanspraak kon maken op een bijdrage uit het fonds, is geen sprake van ongelijke beloning door de Stichting.