Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

In deze procedure vecht de verweerder in cassatie, werknemer, het hem door de eiseres tot cassatie, werkgever, gegeven ontslag op staande voet aan. Dat ontslag werd - na een zeer langjarig dienstverband - gegeven omdat werknemer bedrijfsfaciliteiten van werkgever voor privé-doeleinden zou hebben aangewend zonder toestemming vooraf of deugdelijke verantwoording achteraf, en bedrijfsgeheime informatie aan derden zou hebben prijsgegeven. In de eerste aanleg kwam de (kanton)rechter tot het oordeel dat, ofschoon de aan werknemer aangewreven handelingen een (tamelijk) ernstig verwijt rechtvaardigden, ontslag op staande voet in de gegeven omstandigheden als disproportioneel moest worden aangemerkt. In het van de kant van werkgever geëntameerde, hoger beroep kwam het hof, waarbij onder andere talrijke getuigen werden gehoord, eveneens tot het oordeel dat de aan werknemer verweten gedragingen, ontslag op staande voet niet rechtvaardigden. Het vonnis van de eerste aanleg werd (dus) bekrachtigd.

Thans komt werkgever tegen het oordeel van het hof in cassatie. De Hoge Raad verwerpt het beroep onder verwijzing naar artikel 81 RO.