Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Accon is een zogenoemde doorverwijzer. Klanten bij Accon worden ten aanzien van bepaalde diensten doorverwezen naar AVS. Werknemer zegt zijn overeenkomst bij AVS op en treedt in dienst bij Accon. De vraag die centraal staat is of Accon een relatie is in de zin van het relatiebeding dat tussen werknemer en AVS is overeengekomen.

Het hof oordeelt dat voor het antwoord op deze vraag de haviltex-norm van toepassing is. Wat hebben partijen beoogd overeen te komen mede vanuit hun maatschappelijke positie bezien. Het hof is van oordeel dat AVS voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Accon kan worden gekwalificeerd als een cliënt waaraan zij indirect haar zakelijke diensten heeft verleend en dat geïntimeerde het relatiebeding overtreedt door in dienst van AVS Rentmeesters diensten en producten te leveren aan Accon (en haar klanten). Het hof acht dit handelen bovendien in strijd met de strekking van het relatiebeding. De stelling van geïntimeerde dat dit tot gevolg zou hebben dat iedere “doorverwijzer” wordt gekwalificeerd als een relatie als bedoeld in het relatiebeding, acht het hof niet relevant voor de beoordeling van het geschil. Een algemeen geformuleerde vraag met die strekking ligt ook niet ter beantwoording aan het hof voor en miskent de feitelijke situatie. De grief is derhalve terecht voorgesteld en leidt tot vernietiging van het bestreden vonnis.