Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Werknemer is op 6 februari 1996 een ongeval overkomen tijdens het lossen van spullen in Parijs. Na het ongeval is sprake geweest van correspondentie tussen de toenmalige gemachtigde van werknemer, de Duitse rechtsanwalt J. Schrader, de verzekeringstussenpersoon en de verzekeraar van werkgever en werkgever zelf. Bij brief van 20 februari 2001 wordt de werkgever op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk gesteld.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering op grond van artikel 3:310 BW is verjaard. Tegen dit oordeel komt werknemer in hoger beroep.

Het hof oordeelt dat anders dan de werknemer meent de verjaringstermijn niet pas is aangevangen op het moment dat hij feitelijk in staat was de werkgever aansprakelijk te stellen (ontslag uit ziekenhuis). Evenmin vangt de verjaringstermijn pas aan na definitief oordeel van de arbeidsinspectie over de toedracht van het voorval. De termijn begint derhalve op de datum van het ongeval te lopen. Dit neemt echter niet weg dat uit de correspondentie tussen de verzekeraar en werkgever blijkt dat medio 1999 deze verjaringstermijn is gestuit. Dit blijkt uit de brief waarin de verzekeraar van werkgever vaststelt dat sprake is van aansprakelijkheidstelling door werknemer De vordering is derhalve nog niet verjaard.

Voor het antwoord op de vraag of de werkgever ook aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade, gelast het hof een comparitie van partijen.

Volgt vernietiging van het vonnis van de kantonrechter en aanhouding van de zaak.