Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Twee werknemers vorderen in kort geding opheffing dan wel schorsing van het in de arbeidsovereenkomst met hun vorige werkgever aangegane relatiebeding, voor het geval in rechte komt vast te staan dat dit relatiebeding is overtreden door hun indiensttreding bij een concurrent. De werkgever vordert in tegeneis veroordeling van de werknemers tot betaling van geldbedragen voor de overtreding van het beding, onder verbeurte van een dwangsom.

Werknemer 1 beroept zich op het “zwaarder drukken”-criterium. De rechter oordeelt dat werknemer onvoldoende heeft gesteld dat sprake is van een functiewijziging. Beide werknemers beroepen zich vervolgens op de onevenredige inbreuk van dit beding op hun vrijheid van arbeidskeuze. De kantonrechter verwerpt ook dat verweer. De vordering van werknemers wordt afgewezen.

De reconventionele eis van de werkgever wordt ook afgewezen, omdat het enkele feit dat werknemers in dienst treden bij de concurrent niet onder de reikwijdte van het relatiebeding valt. Partijen hebben bewust een relatiebeding opgenomen in plaats van een concurrentiebeding. Een grammaticale uitleg van het relatiebeding brengt met zich dat de indiensttreding bij een concurrent geen overtreding oplevert. Volgt afwijzing vordering werkgever.