Rechtspraak
In deze procedure gaat het alleen nog om de vordering van appellant tot veroordeling van Eemsmond c.s. tot betaling van een volgens appellant overeengekomen vergoeding wegens pensioenschade ten bedrage van fl. 403.963. Eemsmond betwist het bestaan van deze toezegging en beroept zich voorts op de finale kwijtingsclausule in de vaststellingovereenkomst. Het hof oordeelt dat voor de uitleg van de vaststellingovereenkomst en het daarin opgenomen finale kwijtingsbeding de haviltex-norm geldt. Na getuigenverhoor komt het hof tot de conclusie dat ook ingeval zou komen vast te staan dat de volgens appellant tussen hem en B op 29 januari 1998 uitgewisselde zinnen inderdaad zijn uitgesproken en deze zinnen bovendien gekwalificeerd moeten worden als een aanvankelijk afdwingbaar bedoelde toezegging op het punt van de pensioenschade, art. 18 van de vaststellingsovereenkomst aan toewijzing van het thans door [appellant] als nakoming van die toezegging gevorderde in de weg staat. De in deze procedure nog resterende vordering van appellant moet dus worden afgewezen.