Rechtspraak
Eiser en Denim Air hebben begin 1999 een zogenaamde ‘Framework Agreement’ (hierna: de overeenkomst) getekend. Er is overeengekomen dat eiser werkzaamheden als gezagvoerder (piloot) voor Denim Air zou gaan verrichten. In artikel 10 van de overeenkomst is bepaald dat partijen hun geschillen exclusief zullen voorleggen aan de bevoegde rechter in het Arrondissement Rotterdam. Eiser heeft primair gevorderd dat de kantonrechter voor recht zal verklaren dat Denim Air aansprakelijk is voor alle schade die eiser heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het ongeval dat hem op 17 januari 2003 is overkomen, alsmede dat Denim Air zal worden veroordeeld tot betaling aan eiser van € 250.000,00 als vergoeding voor de door hem geleden en nog te lijden schade. Eiser heeft daartoe onder meer het volgende aangevoerd. Op 17 januari 2003 is het vliegtuig dat eiser voor Denim Air bestuurde neergestort. Eiser heeft ten gevolge van het ongeval schade geleden. Het ongeval is ontstaan door de nalatigheid van Denim Air, zo dat zij (in ieder geval) op grond van artikel 7:658 lid 4 BW gehouden is de schade van eiser te vergoeden.
De kantonrechter overweegt als volgt. Vast staat dat partijen zijn overeengekomen dat geschillen zullen worden voorgelegd aan de bevoegde rechter in het arrondissement Rotterdam. Deze overeenkomst moet worden aangemerkt als een forumkeuze in de zin van artikel 108 Rv. De kantonrechter overweegt dat partijen aan zo een forumkeuze zijn gebonden, tenzij het beding geen gevolg heeft op grond van het bepaalde in artikel 108 lid 2 Rv.
Denim Air heeft uitvoerig gemotiveerd waarom de overeenkomst in haar visie niet als arbeidsovereenkomst kan worden betiteld. Zij heeft daarbij gesteld dat eiser geen instructies kreeg over de wijze waarop hij invulling gaf aan zijn werkzaamheden en dat eiser in de zomer van 2004 ook nog eens uitdrukkelijk heeft verklaard geen arbeidsovereenkomst met Denim Air te wensen. Waar eiser zijn vordering bovendien grondt op het bepaalde in artikel 7:658 lid 4 BW - dat wil zeggen dat hij uitgaat van een situatie waarin er geen arbeidsovereenkomst bestaat - lijken partijen hierover niet van mening te verschillen. Uitgangspunt van beide is dat er geen arbeidsovereenkomst bestond tussen partijen. De uitzondering van artikel 108 lid 2 Rv doet zich daarmee niet voor, hetgeen er toe leidt dat de zaak te Rotterdam had moeten worden aangebracht. Het beroep van eiser op artikel 7:658 lid 4 BW kan daar niet aan afdoen, omdat dit artikel geen relatieve competentie schept.