Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

De verhouding tussen partijen is ernstig verstoord geraakt. De ontbinding van de arbeidsovereenkomst dient plaats te vinden. Op de werkgever rust een algemene zorgplicht (7:611 BW). Bij de mogelijke vaststelling van een met het oog op de omstandigheden van het geval billijk voorkomende vergoeding is een zorgvuldige weging van de voorliggende feiten op haar plaats. Bij die weging dient vooropgesteld te worden dat in ons arbeidsrecht in het algemeen van een werkgever, mede gezien diens positie van ‘sterke(re) partij’ als verschaffer van betaalde arbeid waarmee de werknemer in zijn of haar levensonderhoud moet voorzien, méér wordt verwacht dan dat hij uitsluitend bedacht is op het louter dienen van wat hij - al dan niet terecht - beschouwt als zijn eigen belang. De werkgever zal zich, tot op zekere hoogte, bij zijn handelen dienen te laten leiden door een bepaalde zorg voor zijn werknemer die verder gaat dan wat van een ‘gelijkwaardige wederpartij’ zou worden verlangd, ook, en wellicht zelfs juist dán, als zijn werknemer niet in staat mocht blijken van eenzelfde houding te getuigen. Er rust echter ook op de werknemer een plicht om zich als goed werknemer in te spannen.

Bijgevolg wordt de gevorderde ontbindingsvergoeding voor 1/3 toegewezen.