Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Geschil tussen ECT (werkgever/verzekeringnemer) en Optas (verzekeraar) naar aanleiding van rechtmatige beƫindiging van pensioenverzekeringsovereenkomst. De rechtbank heeft vordering I van ECT in het dictum afgewezen en op haar vorderingen II en III een tussenbeslissing gegeven, onder openstelling van tussentijds appel. (i) appelprocesrecht: ECT was bevoegd om tegen de afwijzing van vordering I in incidenteel appel te komen, ook al had Optas uitsluitend principaal appel ingesteld tegen de tussenbeslissingen. (ii) Vordering I is gebaseerd op het feit dat de sterftetafels tijdens de looptijd van de overeenkomst zijn verzwaard en op de stelling van ECT dat zij daarvoor bij waardeoverdracht aan de nieuwe verzekeraar moest bijbetalen. Hof: primair lag in de overeenkomst besloten een garantie dat de opgebouwde en over te dragen reserves voldoende waren om de grondslagverzwaring op te kunnen vangen, subsidiair is Optas ongerechtvaardigd verrijkt doordat zij door de waardeoverdracht van haar uitdiengarantie verlost is geraakt en ECT met de kosten daarvan is opgezadeld geworden. Deze vordering wordt daarom in zoverre toegewezen. (iii) Vordering III berust op de Overschotregeling waarin is bepaald dat Optas bij een overschot premiekorting zal verlenen of het bedrag van de premiekorting zal aanwenden voor verhoging van de aanspraken. Hof: hier is sprake van een faculatieve verbintenis, en niet van alternatieve verbintenissen, zodat de verweren van Optas dat nimmer een keuze is gemaakt en zij nimmer tot een keuze is gemaand (artikelen 6:18 en 6:19 BW) niet opgaan en de vordering in beginsel toewijsbaar is.

  • Onderwerpen: Pensioen
  • Trefwoorden: Incidenteel appel, Ongerechtvaardigde verrijking bij waardeoverdracht pensioenverzekering en Alternatieve of facultatieve verbintenis