Rechtspraak
Partijen zijn het er over eens dat voor het antwoord op de vraag welk peiljaar moet worden aangehouden, (de uitleg van) het pensioenreglement doorslaggevend is. Zij beroepen zich ook op dat reglement. Volgens geïntimeerde is op de uitleg van het reglement de zogenaamde CAO-norm van toepassing. Het hof volgt hem daarin niet zonder meer. Het gaat hier niet om de uitleg van bepalingen uit een pensioenreglement in de verhouding tussen een werknemer en de pensioenuitvoerder, in welke verhouding in beginsel dient te worden uitgegaan van toepassing van de CAO norm, maar om een uitleg van het reglement in de verhouding tussen werkgever en werknemer in een situatie dat het pensioenreglement, door een verwijzing naar dat reglement in het arbeidscontract, in de arbeidsovereenkomst is geïncorporeerd. In een dergelijke situatie ligt het eerder voor de hand aansluiting te zoeken bij de Haviltexnorm (vergelijk HR 9 juli 2004, NJ 2005, 496).
Uit het arrest van de Hoge Raad van 20 februari 2004, NJ 2005, 493, dat betrekking had op de uitleg van een pensioenreglement in de verhouding werknemer - pensioenuitvoerder, volgt echter dat tussen de CAO-norm en de Haviltexnorm geen tegenstelling, maar een vloeiende overgang bestaat. Bij de uitleg van een schriftelijk contract zijn telkens alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, van doorslaggevende betekenis. De uitleg dient dan ook niet plaats te vinden op grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin het contract is gesteld, zij het dat in praktisch opzicht deze bewoordingen, gelezen in de context van het geschrift als geheel, in het maatschappelijk verkeer normaal gesproken vaak wel van grote betekenis zijn.
Voor de uitleg van de relevante bepalingen uit het pensioenreglement in de verhouding tussen geïntimeerde en de maatschap betekent hetgeen hiervoor is overwogen dat grote betekenis toekomt aan de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen van het reglement, waarbij ook acht geslagen moet worden op de aard en strekking van de desbetreffende bepalingen, de elders in het reglement gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid en redelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de mogelijke interpretaties zouden leiden. Daarbij is van belang dat gesteld noch gebleken is dat geïntimeerde en de maatschap zich jegens elkaar hebben uitgelaten over de tekst van het pensioenreglement, dat geïntimeerde niet bij de totstandkoming van het reglement betrokken is geweest en dat het reglement ook bedoeld is om toegepast te worden in andere overeenkomsten dan die tussen de maatschap en geïntimeerde.