Rechtspraak
Eiseres vordert schadevergoeding van haar advocaat wegens het maken van een beroepsfout. Volgens eiseres heeft haar advocaat de verkeerde procedure (rechtbankprocedure in plaats van CAO Scheidsgerecht) gestart, waardoor zij de aanspraak krachtens CAO op aanvulling van het WAO-uitkering wegens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid is misgelopen.
De advocaat verweert met de stelling dat indien al sprake zou zijn van een beroepsfout, eiseres geen schade heeft geleden omdat op grond van de algemeen verbindend verklaarde CAO eiseres geen recht op aanvulling zou hebben gehad.
Rechtbank en hof volgen advocaat in deze laatste stelling.
Bij de Hoge Raad staat de vraag centraal hoe de CAO-tekst moet worden uitgelegd. De Hoge Raad past de zogenoemde CAO-norm toe en overweegt dat bij een uitleg naar objectieve maatstaven van de door de contracterende partijen gebruikte bewoordingen, niet het vertrouwen gerechtvaardigd isdat zij het in art. 13 § 4 lid 4 bedoelde recht ook aan gedeeltelijk arbeidsongeschikten hebben willen toekennen. Art. 13 § 4 lid 4 dient daarom aldus te worden uitgelegd dat het daarin bedoelde recht alleen toekomt aan algeheel arbeidsongeschikten.
Volgt verwerping van beroep.