Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Het hof stelt voorop dat (een besluit tot) functiewaardering slechts mogelijk is aan de hand van de weging van een veelheid van factoren. Aan de werkgever die een dergelijk besluit neemt, komt dan ook een zekere beleidsvrijheid toe. Met die beleidsvrijheid is niet te verenigen dat de rechter een dergelijk besluit ten volle zou toetsen. Volgens vaste rechtspraak (vergelijk HR 13 september 1996, NJ 1997, 38, HR 14 maart 2003, NJ 2003, 312 en HR 2 mei 2003, NJ 2003, 442) heeft de rechter wanneer een geschil over een besluit tot functiewaardering aan hem wordt voorgelegd te beoordelen of de werkgever binnen de grenzen van het toepasselijke functiewaarderingssysteem is gebleven en, indien dat het geval is, of de werkgever in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.

Wanneer in het kader van de functiewaardering een advies is uitgebracht door de daartoe ingestelde bezwarencommissie, zoals in dit geval, en de werkgever van dat advies is afgeweken, speelt bij het antwoord op de vraag of de werkgever in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen, een belangrijke rol of de werkgever zijn besluit (om af te wijken van het advies) behoorlijk gemotiveerd heeft. Aan de motiveringsplicht van de werkgever mogen dan ook zekere eisen gesteld worden en de rechter mag toetsen of de door de werkgever gegeven motivering de afwijking van het advies van de bezwarencommissie in redelijkheid kan dragen.

In casu heeft werkgever de afwijkende standpunten voldoende gemotiveerd.