Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Werknemer stelt te lijden aan de aandoening OPS/CTE en houdt zijn werkgever daarvoor aansprakelijk op grond van 6:175 BW en 7:658 BW. Vastgesteld wordt dat sprake is van een overgang van onderneming, waardoor het verweer van werkgever tot niet ontvankelijkheid van werknemers vordering wordt gepasseerd.

Het is aan werknemer als eiser te stellen en zonodig te bewijzen dat hij aan een dergelijke aandoening lijdt. Werknemer is blootgesteld aan giftige stoffen die tot de aandoening kunnen leiden. Bijgevolg dient in beginsel te worden aangenomen dat sprake is van een causaal verband tussen de blootstelling aan de giftige stoffen en de aandoening OPS, tenzij gedaagde als werkgever tegenbewijs levert dat zij aan haar zorgverplichtingen heeft voldaan. Gedaagde heeft in dit verband gesteld dat de OPS bij eiser niet tijdens de werkzaamheden bij (de rechtsvoorganger van) gedaagde kan zijn ontstaan, gelet op de geringe mate en duur van de blootstelling, waarbij gedaagde zich met name heeft gebaseerd op een rapport van X. De rechter is niet overtuigd, maar geeft gedaagde de een bewijsopdracht zijn stellingen te onderbouwen.

Volgt aanhouding.