Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Eiser (geboren 1945) was werkzaam als vertegenwoordiger bij HGI. Medio 2000 is eiser uitgevallen wegens ziekte. In 2001 wordt eiser voor 45-55% arbeidsongeschikt verklaard. Het UWV heeft eiser niet geschikt geacht voor zijn gangbare werk als vertegenwoordiger.

HGI heeft eiser voor zijn restarbeidscapaciteit een functie in de binnendienst te Almere aangeboden. HGI heeft eiser in de gelegenheid gesteld de daarvoor noodzakelijke cursus te volgen. Tevens heeft zij eiser een verhuiskostenvergoeding aangeboden voor het geval hij zou besluiten naar Almere te verhuizen waar het bedrijf van HGI is gevestigd. HGI heeft aangegeven geen ander passend werk voor eiser te hebben.

Eiser heeft een functie in de binnendienst geweigerd. Hij was van mening dat hij in staat was zijn oorspronkelijke werkzaamheden uit te voeren gedurende vier in plaats van vijf dagen per week en met vermijding van tijds- en werkdruk. Voorts zou de reistijd van gemiddeld vier uur per dag niet in verhouding staan tot de overblijvende vijf uur werktijd. Tevens kon van hem- mede gezien zijn leeftijd- niet worden verlangd dat hij naar Almere zou verhuizen, nu hij zijn gehele leven in woonplaats X heeft gewoond en daar familie en vrienden heeft. Daarnaast achtte zijn huisarts de aangeboden werkzaamheden vanwege zijn gezondheid niet verantwoord. Ook had eiser geen enkel zicht op de financiële consequenties van het aanvaarden van de aangeboden functie.

HGI heeft op 2 oktober 2002 toestemming aan het CWI gevraagd om eiser te ontslaan. Als ontslaggrond heeft HGI aangevoerd dat zij geen re-integratie van eiser voorziet in diens eigen functie van vertegenwoordiger binnen een half jaar en eiser aangepast werk op de afdeling verkoop binnendienst heeft geweigerd. Op 30 maart 2004 wordt de toestemming verleend.

Eiser is vervolgens een kennelijk onredelijk ontslagprocedure gestart, stellende dat de gevolgen voor hem te ernstig zijn gezien het lange dienstverband (24 jaar), leeftijd en perspectieven op de arbeidsmarkt. HGI betwist de kennelijke onredelijkheid van het ontslag. In eerste aanleg wordt de vordering van eiser toegewezen. In tweede aanleg wordt het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de vordering van eiser alsnog afgewezen. Het hof overweegt daartoe dat de aangeboden functie van werkgever gezien de omstandigheden van het geval passend was en dat de werknemer als goed werknemer deze functie niet had mogen weigeren. De overige omstandigheden van het geval doen volgens het hof niet af aan zijn oordeel dat de opzegging niet kennelijk onredelijk is. Tegen dit oordeel komt eiser in cassatie op met de stelling dat hij de aangeboden functie mocht weigeren.

Conclusie A-G:

Voor het antwoord op de vraag of HGI het aanbod van eiser tot het verrichten van zijn vertegenwoordigersfunctie met aanpassingen heeft kunnen weigeren onder aanbieding van een andere functie heeft het hof kennelijk aansluiting gezocht bij het hierboven genoemde arrest van Uw Raad van 26 juni 1998. M.i. dient het oordeel van het hof in onderhavige zaak dat HGI eiser een alleszins redelijke passende functie heeft aangeboden zo te worden begrepen dat HGI, nu zij bezwaren die zij ook heeft toegelicht had tegen het parttime vervullen van een vertegenwoordigersfunctie door eiser en zij eiser in plaats van die vertegenwoordigersfunctie een andere passende functie kon aanbieden een redelijke grond had om van eiser de andere passende arbeid te verlangen. In dit oordeel ligt m.i. besloten dat HGI zich daarmee als goed werkgever heeft gedragen. Ik merk nog op dat goed werkgeverschap meebrengt dat een werkgever in geval van een gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer verplicht kan zijn de werknemer zijn oorspronkelijke werk met aanpassingen te laten verrichten, maar indien de werkgever een redelijke grond heeft de werknemer andere passende arbeid te laten verrichten, weer goed werknemerschap kan meebrengen dat de werknemer die passende arbeid aanvaardt. Het oordeel van het hof is in dezen niet onbegrijpelijk en behoeft ook geen nadere motivering. Het middelonderdeel faalt.

Oordeel HR

Verwerping van beroep. 81 RO

(Toevoeging red.: Zie conclusie AG Timmerman voor een opsomming van (rechts)regels en handzaam overzicht van jurisprudentie inzake “passende arbeid”.)