Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Het geschil betreft in de kern de uitleg van de bij de arbeidsovereenkomst horende pensioenregeling. SLTN gaat uit van een tijdsevenredige bijdrage, appellant stelt zich op het standpunt dat de bijdrage van SLTN nominaal per kalenderjaar moet worden berekend. Dit heeft invloed op de bijdrage die appellant zelf moest doen in het kader van zijn pensioenovereenkomst. Bij de uitleg van de pensioenregeling komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan die regeling mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Gelet echter op de omstandigheid dat de pensioenregeling is vastgesteld zonder dat appellant daarbij betrokken is geweest, heeft te gelden dat de argumenten voor uitleg van de bewoordingen van de regeling naar objectieve maatstaven aan gewicht winnen.

Hoewel de tekst van de regeling dit niet uitdrukkelijk bepaalt, deelt het hof het oordeel van de kantonrechter dat de regeling aldus moet worden uitgelegd dat de pensioenbijdrage per maand wordt vastgesteld op een evenredig deel van de jaarpremie, waarbij het maximumsalaris eveneens naar evenredigheid moet worden herberekend. Dit strookt met het feit dat de pensioenpremie zelf ook tijdsevenredig wordt vastgesteld. De Toelichting Pensioen geeft aan dat de eigen bijdrage aan de pensioenregeling door de werkgever per maand wordt verrekend met het jaarsalaris van de betrokken medewerker. Dit vormt eveneens een aanwijzing voor een tijdsevenredige bijdrage. De door appellant voorgestane uitleg zou voorts tot de zonder meer onaannemelijke uitkomt leiden dat de maandelijkse beloning van de medewerker hoger zou zijn, als hij niet het volledige jaar zou werken. Het hof komt dan ook tot de slotsom dat de pensioenregeling zo moet worden uitgelegd dat de werknemer per maand recht heeft op een tijdsevenredig deel van de door de werkgever beschikbaar gestelde jaarlijkse bijdrage, met inachtneming van het daarvoor voorts geldende maximum.