Rechtspraak
De Familievereniging heeft in de hoofdzaak gevorderd, kort gezegd, dat de rechter: de Samenwerkingsovereenkomst 2006 tussen de Stichting en de Cliëntenraad zal vernietigen, met als gevolg dat de Samenwerkingsovereenkomst 2003 nog steeds van kracht is en de Cliëntenraad zal opdragen (binnen 3 maanden) op grond van de Samenwerkingsovereenkomst 2003 een verkiezing van nieuwe cliëntenraadsleden uit te schrijven. De Familievereniging legt hieraan ten grondslag dat de Stichting niet voldoet aan de verplichting op grond van het bepaalde in de artikelen 2 en 3 van de WMCZ, omdat de thans door de Stichting ingestelde Cliëntenraad niet representatief geacht kan worden en daarom niet in staat is de belangen van de cliënten adequaat te behartigen en bovendien dat de Cliëntenraad, die met de Stichting de Samenwerkingsovereenkomst 2006 heeft gesloten, in ieder geval niet een voltallige cliëntenraad is als bedoeld in de toen nog geldende Samenwerkingsovereenkomst 2003.
De kantonrechter is met de Familievereniging van oordeel, met name gelet op de wettelijke taak van de cliëntenraad, dat een cliëntenraad is te vergelijken met een ondernemingsraad die soms tegenstrijdige belangen kan hebben aan (het bestuur van) de zorginstelling. Immers, in een cliëntenraad praten en denken cliënten mee over alle onderwerpen die voor hen belangrijk zijn. In dat verband worden in art. 2 van de WMCZ voorwaarden genoemd waaronder het beschikken over materiële middelen, de regeling met betrekking tot een goede representativiteit en het schriftelijk regelen van de eigen werkwijze - om te bereiken dat de cliëntenraad zijn taak zo goed mogelijk kan uitoefenen. Deze taak kan de cliëntenraad alleen naar behoren uitoefenen indien hij de mogelijkheid heeft om zelfstandig, los van de zorgaanbieder met wie hij soms tegenstrijdige belangen heeft, in rechte op te treden.
Naar het oordeel van de kantonrechter brengt de bepaling van art. 11.1 van de Samenwerkingsovereenkomst met zich mee, dat de Cliëntenraad niet alleen zelf als eisende of verzoekende partij in rechte kan optreden, maar dat hij ook zelfstandig als gedaagde of verweerder in rechte kan worden betrokken. De consequentie zou anders zijn, dat de cliëntenraad in een procedure die door de zorgaanbieder wordt aangespannen ook geen reconventionele vordering zou kunnen indienen. De Familievereniging is derhalve ontvankelijk in haar vordering tegen de Cliëntenraad.
De kantonrechter overweegt in dit verband nog dat ook de Hoge Raad in zijn arrest van 6 april 2001 (NJ 2001, 325) er kennelijk geen punt van heeft gemaakt dat een cliëntenraad (de Cliëntenraad van Kinder- en Jeugdpsychiatrisch Ziekenhuis De Drie Vennen) als procespartij is opgetreden.